De twaalf mannetjes(1957)–Mies Bouhuys– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 24] [p. 24] Dierendag Zeg poes Minet, jij lacht maar weer, wat is er, bromt de teddiebeer. Mauw, wéét jij niet waarom ik lach? Het is vandaag toch dierendag! Ik mag op tafel zitten spinnen, straks wip ik bij de slager binnen en daar bestel ik bij de baas een dikke biefstuk van de haas. En als mij iemand weg wil jagen, dan moeten ze dat mij eerst vragen. En dan denk ik er over na of ik ook werklijk ga. De teddiebeer bromt: wat denk jíj? Hoor ik er ook een beetje bij? Denk jij dat ik op dierendag net zoals jullie alles mag? Ik wou zo graag de deur eens uit, de wind eens voelen langs mijn snuit. Dan maakte ik alle beren los om te gaan dansen in het bos. We rollebolden op ons rug en kwamen pas heel laat terug. Dat gaat niet hoor, mauwt poes Minet: het staat niet in de dierenwet. Ik hoor erbij, zoals je ziet, maar teddiebeertjes? Nee, die niet! [pagina 25] [p. 25] Langs teddiebeer zijn wollen snuit rollen de tranen op zijn bloesje: wat poes voorspeld had, dat kwam uit. Maar hij bromt dapper: wacht maar, poesje!... Je zult eens zien, wat of ík mag op teddieberendag! Vorige Volgende