De twaalf mannetjes(1957)–Mies Bouhuys– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 4] [p. 4] De twaalf mannetjes Zie je de twaalf mannetjes staan? Allemaal klaar om op reis te gaan. De eerste houdt zijn schaatsen vast en draagt een ijsmuts met een kwast. De tweede - kleinste in de rij - staat er een beetje treurig bij. De derde, die wel anders wil, doet nu eens vrolijk dan weer kil. Door al dat speenkruid op zijn hoed gaat 't nummer vier al bijna goed. En vijf - dat zie je zo - gaat 't best, zijn hoedje is een vogelnest. Ik denk dat zes zijn hoed verloor, maar hij draagt kersen aan zijn oor. [pagina 5] [p. 5] Zeven, met emmertje en schep, trekt aan zijn groene zonneklep. Acht, als een neger bruingebrand, heeft korenbloemen in zijn hand. En negen draagt een leren tas net als de meester van je klas. Van tien puilen de zakken uit, ze zitten vol met 't mooiste fruit. En daar is elf, die tiert en raast en met twee bolle wangen blaast. Twaalf, met een baard van englenhaar, draagt op zijn rug het Nieuwe Jaar. Het lijkt een hele lange rij, maar voor je 't weet zijn ze voorbij. Vorige Volgende