hij - ‘geef me een hand en laten we met nieuwen moed beginnen - hè?’
Stil vertrouwen-zoekend gleed de hand van den jongen in de zijne - zijn oogen schuw beschaamd naar zijn vader op, prevelde hij:
‘Ik zal 't wel probeeren.’
Hij vertelde niemand in huis, zelfs Fré niet, wàt vader gezegd had. De eerste dagen ook speelde hij niet, maar in een moed der wanhoop trok hij met zijn boeken dadelijk na het eten naar boven, liet zich door Fré alles inpompen.
Marianne zag het, evenals Koen, hoe hij zich weerde tegen zijn eigen lusteloosheid - en op een middag zat hij opeens na schooltijd voor de piano en studeerde.
Marianne's oogen zochten triomfantelijk Koen.
‘Je hebt 't gewonnen met Niek,’ zei ze zacht blij toen de kinderen weg waren, ze samen in den tuin liepen.
‘Omdat hij speelt - wat ik zoo heerlijk vind hè?’ zei hij met galgenhumor.
‘Dat harde hoofd van jou - wie dat klein krijgt!’ riep ze half lachend, half in ergernis. Meteen liep ze naar binnen, joeg Con op van de canapé waar hij zat te lezen.
‘Jullie gaan met zijn vieren met mij naar de bioscoop. 't Is een tractatie aan jou.’
Hij keek verbaasd. ‘Aan mij?’
‘Ja - 't is vandaag je honderdste ei geweest, en dat gaan we nu vieren.’
Hij kreeg een kleur van plezier.
‘Wat - wat geven ze...’ stotterde hij.
‘Dat zal de verrassing zijn!’
Hij stond een oogenblik verwezen - holde dan met het verhaal naar de anderen toe - naar moeder. In een oogenblik kwamen ze aangevlogen om er alles van te hooren - waren dan weer weg om zich te gaan aankleeden, en binnen 't kwartier stormde het heele viertal kant en klaar binnen. In de gang stond Koen verwonderd.
‘Waar gaan jullie heen?’
Ze zei het hem.
Hij glimlachte, ving het dansend Jeannetje op. ‘Veel plezier!’
Op de stoep, terwijl hij hen uitliet, zei hij: ‘Heb je een anderen hoed op?’
Ze kreeg een kleur van boosheid.
‘Ja - al zes weken lang.’
‘Hij staat je goed,’ lachte hij.