lastpost, een stumper, die zich door zijn vrouw en kinderen
moest laten verzorgen.
‘De ellende!’ Hij had geen kracht en geen rust en geen geduld deze beproeving te
dragen. Hij zag het niet door. Zooals zijn leven gegaan was tot nu toe, zonder
eenige diepere gedachte ooit, zoo smakte hij nu zonder weerstand in elkaar
tegenover deze bezoeking.
Zijn moeder die op een middag kwam, vond hem eens alleen zoo, zijn hoofd in zijn
armen. Hij keek op, ontredderd en beschaamd toen hij haar onverwacht naast zich
zag.
‘Denkt u dat ik weer heelemaal beter zal worden?’
En zij zei, wat allen zeiden:
‘Natuurlijk. Maar je zult geduld moeten hebben!’
‘Geduld!’ riep hij wanhopig, ‘maar dat hèb ik niet! Ik moet
weten of 't beter wordt. Wàt - als ik uit den dienst moest....’
Zij was bij hem gaan zitten. Zij dacht hoeveel angst zij om hem geleden had als
hij op zee was. Nu had het gevaar hem achterhaald op de trap van zijn eigen
huis.
‘Wij kennen geen ziekte,’ ging hij gekweld voort. ‘We waren thuis altijd gezond.’
‘Ik heb thuis altijd ziekte gekend,’ zei ze zacht. ‘Oma weid jong blind - denk
eens, en met haar prachtige oogen verloor ze alles. En ze droeg het zoo dapper.
Grootvader was ziekelijk - die stierf vroeg.’
Het ging langs hem. Hij dacht: ‘Moeder begrijpt er niets van. Dat waren oude
menschen - hoe lang is dat geleden! Maar ik -ik...’
Plotseling helderde hij op. Een draven op de trap, deur die openvloog, en Betsy
beladen met pakjes, met verwaaide haren uit haar hoed, vleide een lachend warm
snuitje tegen zijn strakke wang.
‘Nou? Wat lig je met een gezicht van ouwe lappen? O wat 'n gezichtje heeft ie....
Omdat je dacht dat Betsje op den loop was? Ja, vandaag of morgen gebeurt dat,
reken maar!’
Ze wreef een blozende bolle wang nat van den regen tegen zijn neus: ‘moet je
voelen,’ lachte uitbundig omdat hij begon te niezen. ‘Je bent net een poes....
Moeder, ziet hij er niet véél beter uit? Nu viel 't me toch op toen ik
binnenkwam.’
Hij look op, koesterde zich in haar liefde. Hij drong zijn angst weg - hij wou nu
alleen maar gelukkig zijn met haar en de jongens. Daar kwamen ze al
holderdebolder - o zijn bovenhuisje met zijn vijven - wie hem er ooit weer uit
weg kreeg!