Op eenmaal wist Francine dat zij rijst haatte, het plakkerige kleverige goed! Ze
gaf het schoteltje door, zonder een blik.
‘Houdt u niet van rijst, mevrouw?’
‘Deed Francine 't expres, hoorde ze werkelijk niet, dat ze geen antwoord gaf?’
dacht Melgers. En Francine zelf had het niet kunnen zeggen. Ze werd plotseling
door een stormvlaag voortgeblazen. Ergens diep in haar klonk een lach.
En toen ging alles vlugger dan een seconde: zij zag, hoe de zuster van onderuit
haar lange wimpers, Melgers een knipoogje gaf, en haast tegelijk was Francine
opgeveerd. Even wrikte de lepel in den schotel, en een groote plakkaat rijst
kletste de zuster midden op haar voorhoofd. Een gil.
‘Frans, wat doè je!’ riep Melgers.
Als antwoord vloog een tweede lepel vol. ‘Ik zal je leeren, ik zàl je leeren te
knipoogen over mij, aan mijn tafel!’ riep Francine. Ze stond
er lijkwit, zich opwindend aan haar eigen drift. In haar kleine hand dreigde een
nieuwe lepel.
De zuster was opgesprongen, haar gezicht drogend en vegend in haar servet. Uit
haar haren, over haar oogen droop de melkerige rijst. En machteloos krijschte
haar ontzette stem:
‘Meneer! Mevrouw is niet goed. Wil u dàdelijk - mevrouw wil u dadelijk....’
De volle lepel flapte de tafel over, kwam neer tusschen Melgers en de zuster. In
zijn stoel begon het jongetje verheugd te kraaien, sloeg met twee handjes in de
pap.
‘Francine, in 's hemelsnaam - schei uit, hou op met dat smerige goed!’ riep
Melgers. ‘Francine denk om het behang!’
Hij vluchtte achter zijn stoel in afschuw voor de rijst op zijn jas. Hij zàg al
de kleverige brij de heele kamer bekladden....
‘Meneer!’ De zuster vastberaden, stelde zich te weer. ‘We moeten mevrouw naar bed
brengen - mevrouw is niet toerekenbaar.’
‘Zóó toerekenbaar dat ik jou het huis uitreken!’ brulde Francine. ‘Eruit! Metéén!
't Huis uit!’
‘Frans?’ riep Melgers, woedend en angstig, ‘denk om het dorp - de menschen....’
‘Het dorp!’ lachte ze honend. ‘Haal je dorp hier - allemaal! Ik zal ze wat laten
zien!’ Ze keerde zich naar de zuster.
‘Ik gooi je goed boven het raam uit, de straat op, als je niet dadelijk je koffer
pakt!’
Ze wilde naar de deur, maar met een kreet was de zuster haar voor, duwde haar
achteruit en holde de trap op.