verblind voorbij zagen; wat zij, op een enkele uitzondering na, intellectueel
ook niet bij machte waren te vatten:
De diep-innerlijke conflicten - de mensch in de vrouw èn in den
man. Hij raakte in Nora dieper het probleem der vrouwenkwestie dan nog één vrouw
in de beweging gedaan had.
Een heftig verzet torende op tegen de vrouwenbeweging, waarvan de baanbreeksters
onredelijk en ontzind zich niet ontzagen alles in het vrouwenbestaan aan te
randen en te verwerpen - den banvloek slingerden naar huwelijk en moederschap,
zoodat ernstige, en der vrouwenbeweging wèlgezinde vrouwen, opstandig en
klemmend protesteerden. Het was een ontaarde strijd geworden, waarbij het
uitgangspunt: de vrijmaking der vrouw, om zich een onafhankelijken werkkring te
verschaffen naar eigen keuze, uit het oog werd verloren. Het was een leger
verbitterden, dat optrok om het eigen levenstekort te wreken op den man. Zóó
lang van het openbare leven uitgesloten, steeg hun de plotselinge vrijheid nu,
als te sterke wijn, naar het hoofd; sloegen zij blind en verwoed om zich heen.
Al lang dacht geen man er meer aan zich warm te maken over een Mina Kruseman. Een
leger van vrouwen, honderd maal erger, onredelijker, feller, vijandiger, en zoo
leelijk vooral, waar deze eerste pionierster bekoorlijk was geweest, sloeg den
mannen over het hoofd. Zij weerden zich, hatelijk, minachtend, spottend. Zonder
begrip, zonder poging tot rechtvaardigheid, zonder ontzag of eerbied, stonden de
twee kampen, de mannen en de vrouwenbeweging tegenover elkander.
Op haar bovenkamer, boven den porceleinwinkel in de Hartenstraat, zat Annebet
Kooistra - met het vuurroode blaadje in haar zwarten schoot.
Was dit het waarvan zij gedroomd had, in jaren toen nog geen
vrouw dàcht in Holland aan zoo iets als hier thans ontbrandde? Dat was twintig
jaar geleden. Was dit de strijd waarvan ze geest driftig het
begin had meegeleefd? Op de groote vergadering, waar de vereeniging voor
vrouwenkiesrecht gesticht was, had bevend van ontroering, van heilige
overtuiging, de kleine, onaanzienlijke vrouw zich begeven naar de groene tafel,
en met vochtige oogen zich als een der eersten aangemeld.
Truida Leedebour zag haar daar opeens staan. Zij dacht aan een ellendigen middag,
lang geleden, toen deze oude vrouw in haar enthousiasme met haar meegeloopen
was. Dezelfde onwil van toen schoot in haar op.
De vrouwen aan de bestuurstafel hadden juist juffrouw Kooistra begroet, die als
een curiosum in haar ouderwetsche kleeren daar stond