Francientje wilde een kopje nemen en oma schoof er haar een toe.
‘Neen dàt niet - daar hebt u uit gedronken,’ zei 't kind kattig.
De toon kwetste Fransje zoo diep, dat opeens de oude hevigheid zich in haar baan
brak. Ze vloog op, en niet te stuiten stroomden de klachten, de verwijten over
het hevig geschrokken kind, dat wit van ellende zich niet te bergen wist voor
die gillende luide stem - tot eindelijk mevrouw Goldeweijn de deur uit stoof, in
haar blindheid het voorhoofd bonzend tegen den deurpost.
Haar jammerkreet van pijn mengde zich met de kreet van schrik van 't kind -
Neeltje kwam aanrennen en Pieter - maar de groote sterke vrouw wrong zich los,
begon snikkend en schreiend de trap naar boven te beklimmen.
Boven sloot baker De Haas vlug de deur der slaapkamer, maar Annette, met de
ingeslapen baby aan haar borst, had het oude geluid met een hartklopping
onderkend, en ze liet Francientje boven komen. Toen zij haar bleek, met
verschrikte oogen, schuldbewust zag binnenschuifelen, begreep ze het al. En in
tranen, van streek, snikte het groote kind aan moeders schouder het heele
verhaal uit.
‘Ik kon 't niet helpen - ik kàn niet drinken uit een gebruikt kopje.’
Maar Annette praatte, sprak van oma's ongeluk, haar liefde voor Fransje, en hoe
ze gedacht moest hebben, dat haar petekind niet meer van haar hield. Oma die
altijd zóó goed was. Francientje, geschokt, voelde zich plotseling diep schuldig
- snikte tegen haar moeders wang.
‘Ga naar oma en zeg dat het je zoo spijt.’
‘Maar oma huilt zoo - zoù oma weer goed willen zijn?’ weifelde het moeielijke
trotsche kind rampzalig.
De moeder kuste haar medelijdend, duwde haar dan vastbesloten weg. Ze was doodmoe
en erg ontsteld, de snikkende stem van haar moeder trilde nog in haar hoofd, en
een plotselinge moedeloosheid dreef de tranen in haar oogen. Ze aaide zacht over
het wicht aan haar borst.
‘Mijn kleine troost - mijn eenige kleine zoete troost.’
Boven op de gang stond Sophietje: ‘Oma heeft zich zoo erg gestooten zeg! vlak
boven haar zieke oog. Wat heb je met oma gehad?’
Maar Francientje vloog haar voorbij, recht de kamer in van oma. Die zat uitgeput
in den grooten stoel, een dikke roode buil zwol op