Ze keek naar moeder, naar Stance, en als een pijn viel in haar gedachten het
verlangen:
‘Nog éénmaal een dag in het oude huis op den Voorburgwal.’
Het verschrikte haar door de hevigheid van het verlangen - dat haar doorkromp als
een ziekte, een zoo sterk heimwee, dat alle tegenwoordig bezit waardeloos
scheen. En tegelijk herinnerde zij zich datzelfde redeloos verlangen het laatst
voor de geboorte van Fritsje.
Ze bleef roerloos van schrik. Zou 't mogelijk zijn? Fritsje was acht jaar
geweest. Dat nòg eenmaal....
Ze keek naar haar oudste kinderen - ze dacht dat Philip in 't najaar adelborst
zou zijn, een groote jongen van huis weg.... Ze had zich al een beetje oud
voelen worden, vijf-en-dertig - en al die kinderen....’
Zwaar zat ze in haar stoel, een vaalte haar gewone frissche blankheid
overtrokken. Ze voelde geprikkeld, dat Frederik telkens opmerkzaam naar haar
keek, en ze zag opzettelijk zijn kant niet uit.
Bergema nam 't eerst afscheid. Toen hij voor haar stond, voelde zij ook zijn blik, en opeens was hij haar vriend niet meer; werd de
oude vergeten vijandigheid in haar wakker tegen den vreemden man, aan wiens hulp
zij zich nog eenmaal zou moeten overgeven.
Dadelijk nadat de laatste gasten vertrokken waren, ging ook zij naar boven. Haar
moeder liep voor haar de trap op. Annette keek met een scherpe gespannen
aandacht de langzaam gaande, groote gestalte aan.
Voor de deur van haar kamer stond de oude vrouw stil, en keerde haar blind gelaat
om.
‘Een prettige verjaardag - dank je nog wel voor alles - goeienacht mekind!’ zong
haar hooge blije stem.
Annette stond een wijle stil op 't portaal. Zij luisterde naar 't huis. Alle
bekende geluiden op de verschillende kamers, geproest, gelach, een meubel dat
verschoof... Miauw van Sjukke, die zijn mandje zocht.
Op de slaapkamer vond zij Frederik reeds.
Toen hij haar zag binnenkomen, langzaam, een nerveusheid over haar vervaald klein
gezicht, kwam hij snel op haar toe.
‘Wat is 't vrouw?’
Zijn armen waren om haar heen. Hij bedacht dat hij zich uitgesloofd had vandaag,
en het géén grief tegen hem kon zijn - maar je kon nooit weten....
Ze aaide zijn haar, trok het gedachteloos in plukjes uit elkaar.
‘Frederik....’ Ze keek langs hem, de oogen wat toegeknepen.