Voorzichtig
sloop zij de eerste deur voorbij, liep door naar de achterkamer.
Bij de tafel ging zij zitten op den eersten stoel.
Zij staarde naar het verschoten behang, den stoel van haar vader, zijn tabakspot,
zijn pijp. Naar het landschapschilderij, dat zij met haar zusters geborduurd had
voor de zilveren bruiloft. Naar den spiegel met de spreuk:
‘Hoe zoude dan een mensch zijnen weg verstaan.’
In de voorkamer hoorde zij haar moeder babbelen tegen Dolfje; zijn kleine
geluidjes er tegen in.... De zon viel al in een schuinen streep over de
binnenplaats, toen mevrouw Bremer langs de open deur kwam, Stance zag zitten
voor de tafel, roerloos, waar zij was neergevallen.
‘Stance!’ riep de oude vrouw geschrikt, met haar schrille stem
De dochter keek op.
‘Wat is hier geweest,’ dacht zij, ‘een huwelijk ook, en wie
weet... Neen, zij waren gezond.’
Schaamte deed haar iets wegslikken.
De oude vrouw pakte haar hand.
‘Stance! Wat scheelt er aan!’
Stance stond op, haar bleeke strakke lippen trachtten te lachen.
‘Niets moeder - ik zat hier maar even. Ik was wat duizelig.’
Ze bukte zich, wilde het goede bezorgde breede gezicht kussen. Dacht aan andere
kussen en begon te snikken.
‘Stansje....’
‘Neen moeder, niets. Zeg maar niets. Ik kom wel gauw terug. Nu niets zeggen. Dag.
Kom Dolfje....’
Door het raam keek de moeder angstig haar na.
Toen zij thuis kwam, zat Otto te wachten.
‘Gelukkig dat je er bent, je bent laat! Ik word altijd ongerust als je zoo lang
uitblijft.’
‘Wat zou er zijn om je ongerust over te maken.’
Er was een zonderlinge, haar totaal vreemde onverschilligheid in haar toon. Ze
ging meteen door naar de slaapkamer. In den spiegel zag ze zichzelf: bleek, de
oogen klein getrokken.
Toen ze weer binnen kwam zei Otto: ‘Annette is er geweest. Ze heeft zitten
vertellen van een voordracht in Felix over electrisch licht. Als je dat gelooven
moet, krijgen we het eens allemaal in plaats van gas. Ze kan vermakelijk
vertellen, Annette.’
‘Ja,’ zei ze, ‘wij hebben alleen een ongelukkig kind om van te vertellen.’