moest beduiden! Neen, van zoo iemand was niets te verwachten. Alsof ook Jezus
niet alles gedaan had om de wereld beter te maken, zichzèlf gegeven had, maar
mèt die zelfopoffering tegelijk wees naar den hemel....’
Zij stak de druk geworden straten door naar de Keizersgracht. Vandaag was het
kleine Francientje jarig.
Toen zij den salon binnenkwam, tengere ouderwetsche gedaante, werd zij even
verlegen. Daar vond zij niet alleen Frans en Annètje, maar een heele visite.
Daar zaten de drie tantes van de Heerengracht, die bogen stijf en hoogmoedig....
Daar zat ook Truida Leedebour, en mevrouw Van Dugten. Amélie, die een boekje met
aardige verhaaltjes voor kleine Frans had meegebracht.
‘De kinderen hebben tegenwoordig heel andere boekjes dan wij,’ zei Annette. ‘Wij
hadden zedepreeken, hoogstens Van Alphen - al is daar
soms ook wel een lief versje in.’ Zij bladerde in het boek met plaatjes en
versjes van Gouverneur....
Het jarige kind ging er tusschendoor, verwend en aangehaald, stralend van vreugd
hoofdpersoon te zijn. ‘Zoo blond... zoo blond als Frederik,’ dacht Truida.
Maar Amélie hield nòg een boek op haar schoot, als iets kostbaars, gevangen.
‘Hier heb ik nog iets nieuws - de gedichten van Jacques
Perk.’ Haar oogen waren warm-donker.
Niemand zei iets. Tot niemand sprak de naam.
Amélie zweeg. Zij dacht: ‘Het mooiste wat sinds jaren in Holland is verschenen.
Eindelijk eens een echt vers - een die den sonnetvorm weer gebruikte. Maar wie
kende het....’
Ze keek van Annettes kalm mooi gezichtje naar Truida Leedebours jongenskop,
waarop de vrouwenhoed, zonder steun van kapsel, wankel te balanceeren stond. Een
elastiekje klemde van achteren om de korte krullen voor eenig houvast.
Nu zij plotseling in het licht schoof en Amélie vol aanzag, bemerkte deze hoe
scherp Truida's trekken geworden waren. De groote oogen lagen diep. En Amélie
rekende rap: ‘Drie-en-dertig was Truida....’
‘Heb je gelezen Amélie, het boekje dat de Huisvrouw als premie geeft? Aanhaling
uit Stuart Mill's Slavernij der Vrouw?’
‘Ik heb 't boek van Stuart Mill zelf gelezen, een paar jaar geleden,’ zei Amélie
- ‘we lazen het samen, mijn man en ik.’
‘Is dat niet prachtig?’
‘Er is heel veel waars in.’