in Odéon van zijn overbetuwsche novellen. 't Was stampvol en hij
deed het alleraardigst.’
Fransje Goldeweijn zat er bij te springen op haar stoel. Zij kwam nergens. Zij
was heimelijk op een middag naar de Kalverstraat gegaan in het lokaal
Diligentia, had er gezien ‘de versteende man.’ 't Was bedrog natuurlijk, maar ze
had er moeten lachen met een juffrouw en een paar kinderen - dat waren haar
uitjes.
‘Jullie gaan maar uit,’ zei ze wat snibbig, dat verloren ging in haar goedigen
lach.
‘Ja. Blijspel: ‘Mijn vrouw gaat uit,’ maar 't drama ben ik: ‘Wie zal dat
betalen,’ zei Weesburg.
Hij lachte, maar zorg broedde diep in zijn blik. Bij zijn roode congestieuse
kleur trokken de oogen gelig en hol in hun kassen.
‘Het leven is duur tegenwoordig,’ zei hij nog. ‘Heb je gelezen over dat adres van
de Typographen met verzoek een gelijk Nederlandsch loon te willen invoeren van
negen gulden per week?’
‘Hoeveel hebben ze nu?’ vroeg Goldeweijn.
‘Gemiddeld zes. Ze kunnen er niet meer van komen zeggen ze. Ze werken bij mij
zestig uur in de week, of tien uur per dag. Maar ja, voor ons is het leven
evengoed duurder geworden. Alle levensmiddelen zijn met vijf-en-zeventig procent
gestegen de laatste vijf-en-twintig jaren.... Dat dit voor ons
ook geldt, rekenen ze maar liefst niet.’
‘Het is een gekke tijd,’ zei Marie. ‘Verbeeld je, ik las dat er een brochure is
uitgekomen van eenen Piccard ‘Moet de werkzaamheid der vrouw worden
uitgebreid?’
‘Een vrouw heeft genoeg te doen in haar huis,’ lachte Fransje.
‘Maar dat is ook de kwestie niet,’ zei de schuchtere Annebet Kooistra, en de
vlekken op haar magere wangen werden vuriger nu al die getrouwde mannen en
vrouwen haar opeens aankeken. ‘Het gaat erom of een vrouw die niet trouwt niet iets anders kan worden dan altijd onderwijzeres.’
‘Niet noodig,’ zei Goldeweijn, ‘laat een vrouw in het huishouden blijven.’
‘Maar als ze dat niet hééft -’ riep het oude meisje, en de kraaienpooten om haar
donkere felle oogen trokken nerveus - ‘en niet iedereen is
geschikt voor onderwijzeres....’
‘Och kom,’ lachte Weesburg. ‘Zoo'n kleinkinderschooltje, dat is nu net iets voor
een vrouw.’
Mevrouw Bremer zat er zwijgend bij; haar goed moederlijk gezicht keek van Annètje
naar Annebet. Ze dacht aan haar eigen dochters, jong verloofd.... Ja, als je
meisjes niet trouwden, wat dàn.... Haar