Het prieelken der gheestelyker wellusten(1927)–Katherina Boudewyns– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 117] [p. 117] Een gheestelick liedeken, op den toon van het liedeken vande Stacade, die den prince van Parma dede maecken. O Jesus lief gepresen Mijns hertsen medecijn, Wilt mijn arm ziel genesen Sij leyt in grooter pijn, Bij u soeckt zij te zijn Gheen ander en can haer helpen, Metten liefsten wille dijn, Wilt mijn begeerte stelpen. Ick bid u om ghenaede, Gheen recht mij Heer en doet, Al coom ick int leste spade, Nochtans soo grijp ick moet, Dat u ghenade soet Mijn sonden sal bedecken, En dat u dierbaer bloet Sal wasschen mijn sondige vlecken, Heere aenhoort myn clachten, Mijn natuere valt mij rebel, Ick soude mij gaerne wachten Van des werelts valsch voorstel, Den vijant doet mij gequel, Hij loopt om mij te vinden, Als eenen leeu zeer fel, Soeckt hij mij te verslinden. Wilt mij Heer suyver maeken Van herten inden gront, Laet mij u liefde smaeken, Sij maeckt die ziele ghesont, En zij doet het pont Dwelck ghij hier hebt gegeven Dobbel winnen terstont, Ende naemaels deewich leven. [pagina 118] [p. 118] In u Heere sal ick hopen Ghy zijt dat opperste goet, U gracie die staet open Voor die penitencie doet, En die hier met ootmoet Hen sonden nu belijden, Die sullen met voorspoet Naermaels met u verblyden. En wilt niet langer beyden, Compt in mij Heer tes noot, En wilt van my niet scheyden In dure van mijnder doot, Door u genaede groot Ontfangt mij in uwen armen, Al ben ick van deuchden bloot, Wilt mijnder heer ontfermen. A M E N . Vorige Volgende