Woord vooraf
Bij de naam Bontekoe denken de meeste Nederlanders niet direct aan een Hoornse schipper uit de zeventiende eeuw, maar aan drie van zijn bemanningsleden, de ‘Scheepsjongens van Bontekoe’. Hajo en zijn vrienden Padde en Rolf zijn uitgegroeid tot beroemdheden. Dat Johan Fabricius de avonturen in zijn jongensboek plaatste tegen het decor van een authentiek reisverslag uit de zeventiende eeuw is echter bij weinigen nog bekend. Toch zijn de scheepsjongens grotendeels fantasie, terwijl Willem IJsbrantsz Bontekoe (1587-1657) echt heeft bestaan. Hij overleefde zelfs de ramp waarbij zijn schip, de Nieuw Hoorn, in de lucht vloog en maakte zijn avonturen in boekvorm aan de wereld bekend. Dat boek, het Journaal van Bontekoe verscheen voor het eerst in 1646 bij de Hoornse uitgever Jan Jansz Deutel, een stadgenoot van Bontekoe. Eeuwenlang was dit het meest gelezen en gedrukte Nederlandse reisverhaal. In de negentiende eeuw nam de belangstelling voor het originele Journaal af, maar bewerkingen, bijvoorbeeld van Potgieter en later die van Fabricius, zorgden ervoor dat de reis van Bontekoe niet werd vergeten. De avonturen van Bontekoe zijn zelfs zo sterk gemeengoed geworden dat ‘een reis van Bontekoe’ een spreekwoordelijke uitdrukking is geworden om aan te geven dat een verplaatsing rampzalig is verlopen. Nu het driehonderdvijftig jaar geleden is dat de eerste druk van Bontekoe's Journaal verscheen, is er aanleiding om uitgebreid aandacht te schenken aan het leven van de schipper, de vele uitgaven van zijn journaal en de talrijke bewerkingen ervan, al dan niet verrijkt met Hoornse scheepsjongens.
Dit boek is tot stand gekomen door samenwerking van het Nederlands Scheepvaartmuseum met de Bontekoe-werkgroep van de Nederlandse Boekhistorische Vereniging. In deze werkgroep participeren medewerkers van de Rijksuniversiteit Leiden en de Universiteit van Amsterdam. Deze uitgave verschijnt tegelijk met de opening van een tentoonstelling over Bontekoe in het Nederlands Scheepvaartmuseum Amsterdam.