als het twaalf uur is. De klerken ziet ze niet. Simon is vrolijk. Hij vindt het keukenwerk nu leuk, vooral omdat de heer Huygens zoveel waardering voor zijn kookkunst heeft.
Iets nieuws voor hem is, dat je hier in Exeter zo gemakkelijk aan water komt. Enthousiast legt hij Nelis uit dat er onder en door de hele stad een systeem van buizen is, waardoor rivierwater zo in de huizen komt. ‘En dat in een stad zo groot als Rotterdam,’ roept Simon uit. ‘Wij Engelsen kunnen toch wel wat.’
Nelis lacht. ‘Dat zal best, maar van schilderen of schoonmaken hebben ze hier geen verstand.’
‘Je bedoelt dat het hier en daar een beetje vies is.’
‘Een beetje vies? Het is de grootste smeerboel die ik ooit gezien heb. En dan al die smerige pijpen, ze roken hier allemaal geloof ik, zelfs de vrouwen lopen met een rokende pijp rond.’
‘Ja, dat zijn zo de gewoonten van het land,’ zegt Simon verontschuldigend. ‘Bij jullie wordt ook veel gerookt.’
Nelis moet terug naar haar werk. Ze krijgt het toch nog druk die middag. Eerst komen er kort na elkaar zeven schepen binnen en dan moet ze met spoed naar een schipbrug die soldaten over de rivier gelegd hebben. Er staan heel veel mensen te kijken naar dat technische wonder. Nelis mag zo doorlopen, zij is belangrijk, zij hoort erbij.
Met de Hollandse vloot is een groot aantal kleine bootjes meegekomen, die nu naar Exeter gebracht zijn. Aan elkaar gebonden met over alle schepen heen lange planken vormen die een brug. Geschut en karren die bij het diepere water van Topsham uit de schepen geladen zijn, heeft men over land naar Exeter vervoerd en die gaan nu via die schipbrug de stad in.
Gelukkig is het droog. Nelis moet buiten werken. Ze staat naast de brug bij een soort lessenaar en schrijft op wat een officier zegt. Hij noemt van elke kar die langs komt de inhoud en Nelis schrijft dat op lange lijsten.
Eindeloze rijen kanonnen en karren met wapens trekken voorbij. Er is zelfs een complete smederij bij en de drukpers waar ze in Rotterdam al over hoorde praten.
Dan zegt de officier ineens: ‘Geldkisten twintig, kar één.’ Nelis kijkt verbaasd op.
‘Geldkisten of kisten met geld?’