uit. ‘Er gebeurt van alles. Er zijn in het geheim mensen uit Engeland bij onze prins geweest. Die hebben hem gevraagd naar hen toe te komen en de boel recht te zetten. Die ene man was een Engelse admiraal, het wordt beslist een aanval met de vloot.’
‘Als het geheim is, hoe weet jij het dan?’ zegt Stijn. ‘Ze zullen jou toch hun geheimen niet vertellen.’
‘Aan het hof blijft niets geheim, Stijn, daar hoor je alles.’
‘Heb jij zelf die Engelse admiraal gezien?’ vraagt Neeltje.
‘Nee dat was op Honselaarsdijk, daar kom ik bijna nooit. Ik weet het van iemand die heel goed op de hoogte is.’
‘Dus jij denkt dat er een vloot naar Engeland gaat...’ zegt Neeltje.
‘Dat verwachten wij aan het hof wel, ja.’
‘En kan iedereen met die vloot mee?’
‘Nee, natuurlijk niet, dat is een zaak voor mannen: soldaten, matrozen, admiraals, generaals.’
‘Dan blijf jij zeker thuis,’ spot Jans.
‘Dat hangt er van af,’ zegt Reinier, ‘er is sprake van dat ik binnenkort word toegevoegd aan de persoonlijke staf van de prins en in dat geval zal ik de prins volgen waar hij ook heen gaat.’
‘En heeft die prins geen dienstmeisjes of zo?’ vraagt Neeltje.
‘Lief kind, als dat allemaal doorgaat is het oorlog, dat is niets voor vrouwen, dat is mannenwerk.’
‘Vrouwen kunnen ook vechten.’
‘Dat heb ik gezien,’ lacht Jans. ‘Jij kan vechten.’ Ze lachen allemaal, maar Neeltje blijft erover nadenken.
De belangrijkste dienaar van prins Willem iii verlaat de keuken en het gewone werk gaat door. Neeltje fantaseert over een reis naar Engeland. Als je er zo gemakkelijk kunt komen...
's Avonds mag ze van Stijn nog even de straat op. Neeltje holt meteen naar tante Anna. Die zit met Simon voor aan het steegje en kijkt uit over de gracht.
‘O hello, kom jij een praatje maken?’ roept Simon verheugd.
Neeltje gaat op een stoepje zitten tussen de stoelen van tante Anna en Simon in. Ze vraagt meteen wat haar de hele dag al bezig houdt: ‘Tante Anna, u zat toch op een schip naar Indië?’
‘Dat zou ik denken, kind, ik was toen, laat ik eens kijken, ik zal zo'n jaar of vijftien zijn geweest toen ik wegvoer.’