Korte nabeschouwing over de geschiedenis van het jaar 1000
Over het jaar 1000 is niet zoveel bekend. Er waren nog maar weinig mensen die konden schrijven, en wie kon schrijven woonde vaak in een klooster of was op een of andere manier met de Kerk verbonden. Daardoor zijn de geschreven bronnen wel eens wat eenzijdig.
Wat we wel weten is dat er veel armoe was. Vervoer van voedsel was nog nauwelijks mogelijk. Was er een slechte oogst, dan betekende dat voor alle mensen in die streek honger. Door de honger verzwakte men en werd ziek. Tegen ziekte had men niet zoveel verweer, men stierf jong.
De jeugdperiode duurde minder lang dan wij nu gewend zijn. Met dertien of veertien jaar was je volwassen, je deed gewoon mee met het werk dat iedereen moest doen. Je kon ook heel jong trouwen, dat was normaal.
Er was wel handel, maar de schepen waren klein en men handelde vooral in luxe goederen. Die namen niet zoveel plaats in en leverden veel geld op. Grote graantransporten waren in het jaar 1000 nog ondenkbaar: er waren geen wegen, rivieren waren maar ten dele bevaarbaar en op zee was het echt gevaarlijk.
Als wij nu de schepen zouden zien waarmee men in die tijd een zeereis maakte, zouden wij niet begrijpen dat je met zo'n bootje de grote zee op durfde te gaan.
Er waren veel minder mensen op de wereld en er waren veel meer bossen. Bijna overal was twee derde van het land bedekt met bos. Die bossen gaven hout, voedsel voor varkens, je kon er jagen, maar het waren ook ondoordringbare gebieden. Streken waar het gevaarlijk was om te reizen.
De periode tussen het einde van de winter en het begin van de zomer was elk jaar weer spannend. Was er genoeg te eten? Men