Vol angstige voorgevoelens kwam hij terug bij de hut. Nog steeds geen spoor van Anna.
Laat in de middag hield Jan het niet meer uit. Hij pakte de twee pistolen en stapte in de grote boot. Lodewijk zat er al in.
Met krachtige slagen roeide Jan het wijde water op.
In de verte klonk steeds duidelijker het krijgsrumoer. Telkens liet hij de riemen even rusten om over het water achter zijn rug te kijken. De hele middag roeide hij onvermoeibaar door. Wanhopig doorzocht hij alle plekjes waar ze ooit samen geweest waren. Anna kon immers vroeg op zoek gegaan zijn naar hout of veevoer in de boerderijen?
Luid galmde het over het water: ‘Anna! Anna!’
Ook toen het avond werd en nacht gaf Jan het zoeken niet op. Ver voorbij Zegveld kwam hij.
In Nieuwerbrug maakte Mina zich zorgen over Jan en Anna. Terug op haar oude plekje liep ze eerst naar de hut om te kijken hoe het met haar beschermelingen ging. Ze vond alles verlaten. Toen ze bemerkte dat beide boten weg waren, hoopte ze, dat Jan en Anna waren gaan vissen, maar ze geloofde het zelf niet. Mina voelde zich ellendig.
Hier had ze Jan en Anna in de steek gelaten en in Woerden had ze de troep voortijdig verlaten. Diep in haar hart maakte ze zich zorgen om sergeant Pauw. Hoe zou het zijn met die dronkelap van haar? Mistroostig keerde ze terug bij de kar. Te moe en te besluiteloos om terug te gaan, te ongerust om te slapen, te veel wroeging om blij te zijn met de ruime verdiensten van die dag.
Terug in haar roeibootje voelde Anna zich al half thuis. Des te meer viel het haar tegen dat het nog zo eindeloos ver weg was. Ze had geen kracht meer in haar armen. Ze viel bijna in slaap boven de riemen.
Heel ver hoorde ze een stem: ‘Anna, Anna!’
Ze wilde roepen, maar kon geen geluid meer voortbrengen. Met moeite roeide ze in de richting van het roepen.
Jan hoorde eerst het onregelmatige geluid van de riemen in het water. Daarna zag hij het bootje en even later tilde hij de uitgeputte Anna in zijn boot. Zij voelde zich licht en duizelig en was onuitsprekelijk gelukkig.