Harmelen verkennen. Morgenochtend ben ik terug en dan doe ik elke nacht een stuk. Als ik weet waar ze zitten, kan ik de mensen waarschuwen als er gevaar dreigt.’
‘Dat is veel te gevaarlijk,’ zei Jan. ‘Veel te gevaarlijk voor een meisje.’ Anna lachte overmoedig. ‘Ik ga als jongen,’ zei ze. Jan stelde voor dat hij dan zelf zou gaan of dat ze samen zo'n tocht zouden ondernemen.
Anna wees dit resoluut van de hand.
‘Ik ken de streek op mijn duimpje,’ zei ze. ‘Als het nodig is blijf ik een paar dagen weg, dan moet er iemand op de beesten passen.’
Anna zei maar niet, dat ze Jan voor zulke acties te traag vond en dat ze daarom liever alleen er op uit trok.
Mina keek ook bedenkelijk, maar Anna liet zich niet van haar besluit afbrengen. Zij wilde de twee pistolen op haar tocht bij zich steken.
Dit raadde Mina sterk af. ‘Dat valt veel te veel op,’ zei ze. ‘Je moet een gewone boerenjongen lijken. Bovendien zou je met die pistolen niet goed overweg kunnen. Neem dit liever mee, maar gebruik het alleen in uiterste nood.’ Ze gaf Anna een slanke dolk, die aan een riem onder haar kleding verborgen kon worden.
Jan liep weg en ging stilletjes in het rietnest zitten.
De avond viel.
Anna verkleedde zich. Ze was zenuwachtiger dan ze wilde toegeven. Nerveus frutselde ze aan de riem met de dolk.
Jan stond bij de roeiboten.
Hij zag Anna uit de hut komen. Zij leek klein en kwetsbaar in dat jongenspak. Toen ze in de boot wilde stappen, hield hij haar tegen.
‘Ga niet weg, Anna.’ Zijn stem trilde. Hij smeekte het bijna.
Ze huiverde en zei: ‘Morgenochtend ben ik er weer.’
Jan keek de kleine roeiboot na tot er minder dan een stip te zien was in de snel invallende duisternis.
Met rustige slagen roeide Anna over het ondergelopen land. Ze was nu heel kalm. Het leek ook zo vredig. Het leek wel op zomernachten lang geleden als ze met haar vader uit vissen ging. Haar vader... Ze beet de tanden op elkaar.
Diep in haar hart wist ze, dat ze niet het vijandelijke gebied introk om mensen te waarschuwen. Dat ze er niet heen ging om de vijand te