Schijn en werkelijkheid
Bij het schrijven van TOCHTGENOTEN is getracht de historische werkelijkheid zo getrouw mogelijk te volgen met behoud van de nodige vrijheid om het verhaal als verhaal van levende mensen een kans te geven. De historicus kent die vrijheid niet, al moet ook de wetenschappelijk geschiedschrijver wel eens de hulp van de fantasie inroepen om ontbrekende schakels te vinden.
Van de in het boek voorkomende personen hebben Benjamin Furly en zijn familie, chirurgijn Wouter Schouten, admiraal De Bitter en tal van andere officieren en hoge ambtenaren echt bestaan.
De genoemde schepen voeren in 1665 op de in het verhaal genoemde zeeën; uit V.O.C.-archieven komen de namen, afmetingen en tochten.
De scheepsgevechten hebben op de genoemde data plaatsgevonden en onder de beschreven omstandigheden. Zelfs de voor de Nederlanders zo fortuinlijke regenval tijdens de slag bij Bergen en het merkwaardige passagieren van de bemanningen vóór de slag hebben zo plaatsgevonden.
Veel bijzonderheden zijn ontleend aan de levendige reisbeschrijving van Wouter Schouten in zijn lijvige boekwerk ‘Oost-Indische Voyagie’. Daarin wordt o.a. de langdurige, hevige storm beschreven, die de retourvloot in de Indische Oceaan trof, o.a. met de volgende woorden: ‘...ons achterschip van geheel omhoog tot beneden met een afgrijselijke slagh van een geweldige zeegolf teenemale ingeslagen en van malkanderen wierd gebonst... waardoor de woedende zee nu zo vervaarlijk kwam ingevlogen dat met een verschrikkelijk gedruis straks beide de overlopen onder water stonden.’
Aan deze gegevens is niets toegevoegd, de gebeurtenissen zijn alleen bezien vanuit de ervaring van de hoofdpersonen. Deze hoofdpersonen zelf, Arie, Jacob en David, die elk een draad in het verhaal vormen, zijn bedacht evenals de namen van schepelingen.
De ondergang van de Nootmuskaatboom heeft niemand gezien, de beschrijving in dit boek geeft weer hoe het gebeurd kan zijn.
Over de slavenhandel is vrij veel bekend en in het gedeelte van het boek dat hierover gaat, is getracht iets van de feiten en van de mentaliteit weer te geven. Hoewel de tocht van Jacob en Amo gefantaseerd is, steunt de beschrijving van volksgebruiken, landschap en klimaat wel op betrouwbare bron: het zeventiende-eeuwse boek van Willem Bosman, de man die een groot deel van zijn leven op ‘de kust’ doorbracht.
Charlie Watkins en zijn bende zijn bedacht, maar het is bekend dat er in die tijd en in die streek veel struikroverij voorkwam en ook dat de Britse marine meer dan eens de schepen bemande met werklozen en bedelaars, die door een ‘pressgang’ werden opgespoord.
Over de medische verzorging op de schepen is voldoende bekend, evenals over de voeding. De in dit verhaal beschreven toestanden zullen de historische werkelijkheid vrij dicht naderen, al was het leven aan boord misschien nog slechter dan wij ons nu kunnen voorstellen. Van het geheime diplomatieke contact tussen Denen en Engelsen is De Bitter onkundig gebleven. De gebeurtenissen zijn in dit verhaal zo gerangschikt, dat de geheime ontmoeting buiten Bergen tussen Teddiman en Von Ahlefeldt actief beschreven kon worden. In werkelijkheid is deze hele affaire pas veel later bekend geworden, o.a. uit de aantekeningen van een Deense tolk die alle besprekingen meemaakte.
Over de komeet uit het begin van het verhaal verstrekte de Sterrenwacht te Leiden gegevens. De Koninklijke Bibliotheek maakte door het rijke bezit aan oude boeken en pamfletten de voorbereiding van het verhaal TOCHTGENOTEN mogelijk. Het maritiem museum ‘Prins Hendrik’ te Rotterdam verstrekte alle gegevens betreffende schepen.
Gaarne betuig ik hierbij mijn hartelijke dank aan de vele medewerksters en medewerkers van genoemde instituten, die door hun vakkennis en enthousiasme zo gewaardeerde ‘tochtgenoten’ werden tijdens de voorbereiding van TOCHTGENOTEN.