Hoofdstuk 15
Het wordt weer zondag.
Thomas kijkt naar de vleugel van de kraai.
Die lijkt wel helemaal beter.
Voorzichtig haalt Thomas het verband er af.
De kraai piept niet, hij loopt op de tafel.
‘Hij is beter!’, roept Thomas.
Vader en vrouw Wilson komen kijken.
De kraai stapt deftig rond, hij vliegt niet meer.
Dat kan hij niet meer, de vleugel zit vast.
‘Het is tijd om naar de kerk te gaan’, zegt vader.
De kraai mag mee, hij zit op de schouder bij Thomas.
In de kerk is de vogel heel stil.
Tot de mensen gaan zingen, dan wordt de kraai opgewonden.
Hij schreeuwt mee, de mensen lachen.
‘Houd je stil’, fluistert Thomas.
Er komt een man naar Thomas toe.
De jongen en de kraai moeten de kerk uit.
Ze wachten buiten tot de dienst voorbij is.
Vader komt lachend naar buiten.
‘Mensen mogen in de kerk zingen’, zegt hij.
‘Kraaien moeten zich stil houden.’