kleden zich aan en krijgen dan een officieel papier waar het op staat. Twee van de vrouwen zijn helemaal uit Duitsland komen lopen om in Oudewater gewogen te worden.
Marieke leest het papier hardop voor, maar moeder luistert niet. De deuren zijn opengegaan en de mensen feliciteren haar. Moeder is zó gelukkig, ze kan wel dansen. Ineens denkt ze weer aan die man van vannacht, ze ziet hem op het plein. ‘Marieke,’ zegt ze schor, ‘je had gelijk met dat verhaal over die kater. Die vent daar, ken je die?’ Marieke kijkt, ze ziet de man uit het bos. Hij kijkt boos naar Marieke en moeder. Marieke maakt een kruisteken en ineens is hij weg, zomaar opgelost in de lucht.
Ze gaan nog diezelfde dag terug naar Ameide. De mensen daar willen heel graag dat moeder en Marieke daar komen wonen. De ezel is ook tevreden in Ameide, hij wil er best blijven. En de ezel krijgt zijn zin.
Moeder zegt: ‘We blijven hier, Marieke. Hier is het goed. Voor jou is er een goede toekomst en ik wil hier graag wonen.’ De ezel staat erbij, hij knikt en roept luid ‘Ia, ia!’ ‘Je hoort het,’ zegt moeder, ‘zelfs hij is het met me eens. We blijven hier, over een paar jaar neem je het werk van me over, en dan ben jij de vroedvrouw van Ameide.’ Ze wijst naar twee vrouwen die spoedig een kind zullen krijgen. ‘Je hebt klanten genoeg.’