Bij de aankomstplaats van de trekschuit stonden ze die avond klaar. Rodrigo sprong al op de wal vóór het schip vastlag. Zijn zusje volgde over de loopplank. ‘Esther,’ riep haar moeder. Vanaf dat moment was Ezra weer Esther. Jacob stond er wat verlegen bij. Wie kwam hier nu eigenlijk thuis? Hij niet. De enige plaats waar hij heen kon gaan was het weeshuis en daar zou hij zeker niet welkom zijn.
Esther maakte zich los uit de omhelzing van haar ouders en trok Jacob naar voren. ‘Dit is Jacob Valk, hij heeft ons thuisgebracht. We hebben een heel geheime brief van de sultan meegenomen uit Venetië, maar daar praten we niet over.’ Ze schalde het luid over de kade. Gelukkig in het portugees, zodat niemand het verstond. De familie Perreira had een huis in een smal steegje. Voor Esther leek het een paleis. Een huis in Amsterdam, de stad waar joden vrij waren!
Ze namen Jacob mee. Hij werd opgenomen in het gezin Perreira. ‘Jij hebt geld gekregen van Duarte Pinto in Venetië,’ zei Perreira tegen zijn zoon. Rodrigo keek heel verbaasd. ‘Schepen brengen berichten vlugger over dan voetgangers,’ lachte zijn vader.
Rodrigo nam de ring die aan een koordje om zijn hals hing en gaf die terug aan zijn vader. Perreira deed de ring aan zijn vinger en volgde trots en blij zijn vrouw en dochtertjes. Thuis moest Esther meteen de jongenskleren uitdoen. Haar moeder had alles al voor haar klaar liggen. Jammer genoeg zaten de kleren, die moeder in Amsterdam gekocht had, allemaal te krap. Esther was een heel stuk gegroeid.
In het huisje in de steeg werg nog heel wat afgepraat. Juist toen het beetje rustiger werd kwam Moise binnen.
Toen begon het hele kabaal opnieuw.
Jacob wist waar hij slapen moest. Hij sloop weg. ‘Wat een druktemakers,’ dacht hij.
Een paar dagen later bracht een bode van de prins voor Jacob een zakje met twintig goudstukken. Er was een briefje bij: ‘Voor de koerier van de prins’, stond er op. ‘Dat is het begin van je handelskapitaal,’ zei Perreira.
In de haven zag Jacob laat in de herfst De Fortuin liggen. Hij ging de schipper begroeten: ‘Schipper ik ben er weer, ik ben een eindje wezen lopen.’ Schipper Blauw was te verbaasd om boos te zijn om zo'n brutale opmerking. Hij liet Jacob van begin tot eind vertellen wat hij meegemaakt had sinds het voorjaar. ‘Je kunt weer bij me aan boord komen,’ zei Blauw. Jacob aarzelde wat hij zou zeggen. ‘Ik blijf een poosje aan de wal schipper. Ik heb een beetje geld. Nu wil ik voor stuurman leren, daarna ga ik weer