De bedelaars(1986)–Nanne Bosma– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 6] [p. 6] [pagina 7] [p. 7] Inleiding Dit is een verhaal uit 1787. Het gaat over Paul, een jongen in Noord-Frankrijk. Hij woonde in de stad Avesnes. Als je in 1787 op reis ging, moest je lopen. Rijke mensen hadden een paard of een rijtuig. De vader van Paul had een fabriek in Avesnes. Hij was rijk. Paul kon in een rijtuig reizen. Hij had dure kleren en hij kreeg elke dag genoeg te eten. In diezelfde streek woonde Vincent. Hij had geen huis, zijn kleren waren kapot. Hij kreeg niet elke dag te eten. Hij moest andere mensen om geld en eten vragen. Hij moest bedelen. Er waren veel arme mensen in Frankrijk in 1787. Zij waren bedelaars, net als Vincent. De meesten vroegen netjes om geld of eten. Maar er waren ook bedelaars die gingen stelen. Soms woonde er een hele bende van die bedelaars in een bos. In die tijd waren er grote bossen in Frankrijk. In het bos bij Avesnes woonde een bende bedelaars. [pagina 8] [p. 8] Zij kregen niet veel, zij gingen stelen. Hun leider was groot en sterk. Daarom noemden de mensen hem de Reus. Iedereen was bang van de Reus en zijn bende. Het was gevaarlijk om door het bos te reizen. Op een dag in september ging Paul op reis met zijn vader en moeder. Zij brachten hem weg naar een school in de grote stad. Dat was helemaal aan de andere kant van het bos. Ze moesten met hun rijtuig over smalle bospaden. Daar kon je niet hard rijden. Er waren veel kuilen in de weg. Hard rijden was gevaarlijk. Paul vond het niet leuk zo ver weg te gaan. [pagina 9] [p. 9] Hij moest naar die school. Zijn vader en moeder wilden dat, want Paul was al twaalf jaar en hij was rijk. Dan moest je naar een school in de grote stad. Hij zou in die school moeten wonen. Daarom reisde Paul met zijn ouders door het bos. Het grote bos, waar de bende van de Reus de baas was... Vorige Volgende