De weelde en de ziel.
Het gaat de ziel onder den invloed der weelde als de pop eener zijdeworm. Zoo zachte, zoo fijne, maar zoo onverbrekelijke draden omgeven haar, dat zij als verstikt en onmachtig nederligt in een lijkwade, die zij niet kan afschudden, levend en toch als een doode, wel verpleegd, maar toch in een graf!