Zich onderscheiden van de wereld.
Wie het leven eens Christens wil leiden en des Heeren werk wil doen, moet zich onderscheiden van de wereld en geenszins door haar kortzichtig oordeel zich laten afschrikken.
Maar zich onderscheiden van de wereld is gansch iets anders, dan zich stellen boven haar gezette regelen, om iets zonderlings te doen! Door zulke averechtsche opvattingen zou een voorschrift, dat strekken moest om tot onze heiligmaking mee te werken, oorzaak worden van de onzaligste verwarring. Ja! menig werk van Christelijke liefde, in geestdrift ondernomen, is door die misvatting tot een strik geworden, tot een smadelijken val en daardoor wordt niet slechts het goede ten kwade voor hen zelven, maar ook de vooruitgang van het Koninkrijk Gods merkelijk geschaad, in zoover de Heer zelf daarin niet voorziet.
De wereld, zoo ruim en toegevend voor de haren, ziet scherp toe op wie zich van haar afwenden om zich te onderscheiden, en eischt van hen een volkomenheid, waarnaar zij zelve niet streeft. En zij heeft gelijk in dien eisch. Wie zich aan haar onttrekt, krenkt en smaadt haar en kan deze verwerping niet rechtvaardigen, tenzij door zich metterdaad in alles haar meerdere te toonen, ook daarin, dat hij haar ordeningen eerbiedigt, die zij zelve menigmaal gedachteloos schendt. Waar hij dit verzuimt, geeft hij aanstoot en ergernis, waarvan de blaam terugvalt op de goede cause die hij belijdt.