bevestigen. Het zal Hemel en aarde beide omvangen, spijt werelddwingers en aardsche tirannen, en slechts hij, die, op welke wijze dan ook, hetzij in den Staat, hetzij in de Kerk, hetzij in de kunst of in 't gezin, aan dat rijk medewerkt, zal hier op aarde geen ijdel werk hebben gedaan.
Als het rijk des Hemels, welks komst wij met alle geloovige Christenen vuriglijk van den Heere afbidden, zal gekomen zijn zal ons alles geopenbaard worden, wat wij nu niet kunnen zien, niet zouden kunnen dragen te weten! En dan zullen wij niet meer beschreien hetgeen ons nu smart geeft, maar veeleer Gode verheerlijkende juichtonen aanheffen, verzinken in aanbidding en mogelijk het innigst danken, het vurigste loven voor datgene, wat ons op aarde het diepst heeft bedroefd, het pijnlijkst heeft getroffen.