teleurstelling der schoonste verwachtingen, de wanorde moede en uit walging van dat verheerlijkte driemanschap Vrijheid, Gelijkheid en Broederschap, dat men in werking heeft gezien en dat de bedrogenen heeft aangegrijnsd als het slangenhoofd der Medusa.
De gelijkheid zou dan alleen mogelijk zijn, als aller bevoegdheid één ware, aller krachten gelijk, aller geestvermogens dezelfde, alle gaven en talenten algemeen goed en zelfs dan nog zou uit de verschillende karakters, neigingen, lichaamsgestel, of, welke ook dier duizenden bijkomstigheden, die de eene mensch voor, de andere tegen zich heeft, al spoedig weer die ongelijkheid ontstaan, die op dit ondermaansche nu eenmaal niet is weg te nemen en waarmee men te rekenen heeft; waarnaar men zich schikken moet, waarin men behoort te berusten, ik zeg niet, omdat men in God gelooft, niet omdat men zich een Christen wil betoonen, maar alleen reeds, als men zijn gezond verstand wil gebruiken en niet wenscht door te gaan voor een waanzinnigen dweper, die de maan belooft en verzekert, dat men de sterren zal plukken.
Neen! en nogmaals neen! zoolang niet alle menschenkinderen uit één vorm zijn gegoten, zal er ongelijkheid onder hen bestaan, wat de utopisten ook mogen uitvinden om daar verandering in te brengen. Steeds zullen er zijn die heerschen en die gehoorzamen; die rijk zijnde nog hun schatten vermeerderen, en die arm zijn nog meer verarmen; steeds zullen er handen zijn, die zwaren arbeid moeten verrichten en hoofden die met nog zwaarder arbeid wellicht - die des denkens - hun leven moeten slijten; andere die dat kostbare leven verdroomen, verspillen in erger dan ledigheid, in lage zinnenlust, in woeste hartstochten; maar daarnevens ook anderen, die dat leven gebruiken als een gave, waarmede zij woekeren moeten, die zij heiligen en ten offer brengen aan de menschheid; die leven ter eere Gods en hun naaste tot heil, die zich door dit groote beginsel laten leiden en bezielen, en wier leven een stadig gebed is, een doorgaande daad van zelfverloochening.
Een zulke was Jacob Jansz. Hij was de man van het volk, de vriend van het volk, een democraat in den waren, edelsten zin.