‘De Delftsche Wonderdokter’ aldus omschreven staat: ‘Blijven zien op Christus, op Hem alleen, niet op een mensch, wien ook. Aannemen wat Hij geeft en dankbaar zijn, in ootmoedige gehoorzaamheid. Volgen, niet vooruitloopen, niet alleen willen gaan. Dat is het, wat een Christenmensch voegt, die veilig wil zijn en gerust wil leven in deze tegenwoordige wereld.’
Mevrouw Bosbooms romans, de aanhalingen bewijzen het, werden biddend geschreven, in de behoefte Gode geheiligd te zijn en in de begeerte heiligend, opwekkend en troostend anderen ten dienste te mogen wezen!
Is er een duidelijker bewijs mogelijk, dat haar kunst was Christelijke kunst? En valt er treffender illustratie te geven van haar ‘Evangeliste met de pen’-zijn.
* * *
In het licht van de aangegeven behoefte en bedoeling krijgt een gansch bijzondere waarde het persoonlijke van Mevr. Bosbooms boeken.
Dat persoonlijke geeft ze hun kunstwaarde. Aan den eisch, dien de Tachtigers stelden, dat ‘een kunstwerk moet zijn de aller-individueelste expressie van de allerindividueelste emotie’ voldoen ze volkomen. Men zou geen sprekender voorbeeld kunnen vinden als men den inhoud van dien eisch moest demonstreeren. Want 't is niet één boek, dat van dit persoonlijke getuigt en niet een zekere groep die uit een bepaalde, door de omstandigheden bewogen levensperiode dateert, maar 't is de geheele, breede werkzaamheid der schrijfster, van ‘Het Huis Lauernesse’ af tot ‘Het Kasteel Westhoven’ toe.
Doch veelmeer nog dan element van kunstwaarde is dit persoonlijke de kracht van het heiligende, opwekkende, troostende, de kracht dus van het Christelijke van Mevrouw Bosbooms kunst.
In de hoofdfiguren van haar boeken geeft ze gestalte aan haar eigen zielebeeld; in de woorden die zij spreken vertolkt ze haar eigen gevoelens; hun strijd en benauwing, hun schuldgevoel en hun erkentenis van tekortkoming en ontrouw, ze zijn de werkelijkheden van haar eigen leven; maar ook hun troost in de zekerheid der schuldvergeving, hun rijkdom in Christus, hun blijdschap zijn de hare.
Gideon Florensz is ten dezen de bekendste gestalte: ‘Gideon is mijn oude, onverliesbare liefde’, schreef ze, ‘omdat hij getuigde van het beste, dat in mij was, in mij werd gelegd, mag ik zeggen, en ik zou hoogst gelukkig zijn als het mij nog eens gegeven werd iets in dien geest te leveren’. Maar ook Graswinckel, Jan Woutersz. van Cuyk, De Villiers, Aelbrecht, Paul von Mansfeld, Minganti, allen hoofdpersonen van een harer romans of novellen, zijn de