Geestelick vreugde-beeckje. Toe-ge-eygent aen de Hollantse jeughd
(1645)–Johan van Born– Auteursrechtvrij
[pagina 45]
| |
Op de wijse: Ick weet een schoon Casteel.ICk wil des Heeren lof
Uyt 's herten gront voortbringen,
Die ons schiep uyt het stof,
En gaf ons alle dinghen,
God maeckte den mensch hier
Heer van Landt ende dier,
En was met hem seer goedertier.
2 Als hy gevallen was,
(Och lacy) door de sonden,
Quam Godt geloopen ras,
End heeft doodts wond verbonden,
Door Christi dierbaer bloedt,
Dat uyt zijn wonden bloeyt
Wort doodes wont genesen soet.
3 Hy liet aent Kruys met pijn
Sijn reyne handen speren,
Sijn doot is Medecijn,
O doodt door uwen beten
Noch Satan, doodt, noch Hel,
Noch geen Tyrannen fel,
Staen konnen voor Emanuel.
4 Met uwen heylgen geest
Vertroost ghy 't hert benouwet,
Dat u vrucht ende vreest,
En vast op u betrouwet,
O geenen troost soo soet,
Als Gods vertroosting goet,
Die van den Vader en Soon bloet.
5 Ghy strijt als Campioene,
O Heere voor u Kercke,
Al haer bestrijders koene
Die vallen als onstercke,
O dien Leeuw uyt Juda
Behoet zijn Bruyt voor scha,
En deckt haer met sijn gena.
6 Den dach noch komen sal,
(O wonder boven wonder)
Dat ghy u Schaepkens al
Sult wecken uyt doodts donder:
Ghelijck het groene Graen,
Dat doodt was en vergaen,
| |
[pagina 46]
| |
Sal Gods volck uyt het graf ontstaen.
7 Geen tong uyt spreecken kan,
O Heer, al uws daden:
Maer als wy gaen van hier
Nae u Rijck onbeladen,
O dan, dan sullen wy
Uytroepen eeuwigh bly,
Lof God aller Goden zy.
De doodt doet leven. |
|