Literatuur:
BNTL; Kritisch lexicon; Lexicon lit. werken; Oosthoek; WP-lexicon; T. van Deel, ‘Bouwen gaat zó’, in: De Revisor 3 (1976) 3, p. 10-16; J. Brokken, ‘Ik wil de bourgeoisie wel aanvallen, maar dan op een nette manier’, interview in: Het volle literaire leven (1978), p. 228-240; J. Diepstraten en Sj. Kuyper, ‘Doeschka Meijsing: de geschiedenis van een fascinatie’, interview in: Het nieuwe proza (1978), p. 161-187; W.A.M. de Moor. Meester en leerling. In de voetsporen van S. Vestdijk (1978), p. 135-150; C. Peeters, ‘Doeschka Meijsing. De mooie Florentijn en het verlangen’, in: Houdbare illusies (1984), p. 15-46; X. Schutte, ‘De sprong van het geitje uit de klok. Over de lichtheid van het proza van Doeschka Meijsing’, in: Lust & gratie 9 (1992) 33, p. 29-42; J. Goedegebuure, ‘Jona, of de hoogmoed’, in: De Schrift herschreven. De bijbel in de moderne literatuur (1993), p. 75-84; W.A.M. de Moor, ‘Verlies het doel niet uit het oog. De ontwikkelingvan Doeschka Meijsings proza’, in: Ons Erfdeel 338 (1995) 5, p. 652-664; J. Goedegebuure, ‘Postmoderne modernisten en modernistische postmodernen. Nederlandstalige schrijvers van de twintigste eeuw herlezen’, in: Nederlandse Letterkunde 6 (2001) 1, p. 13-31.
G.J. van Bork
[Herschreven, maart 2009]