Meinkema, Hannes
Pseudoniem van Johanna Maria Jelles Postma-Nelemans, Nederlands prozaschrijfster (Tiel 12.9.1943). Meinkema studeerde Nederlandse taal- en letterkunde en algemene literatuurwetenschap in Utrecht en promoveerde cum laude op Marsmans ‘Verzen’, toetsing van een ergocentrisch interpretatiemodel (1977). Ze kreeg de Winkler Prinsprijs voor dit proefschrift.
Ze raakte al snel betrokken bij het feminisme. Na de scheiding van haar echtgenoot veranderde ze haar naam en schreef ze haar wetenschappelijk werk onder haar geboortenaam Hannemieke Stamperius. Ze werkte onder meer voor het Leidse Vrouwenhuis en trad toe tot de redactie van het tijdschrift Chrysallis (1978-1981), dat mede op haar initiatief werd opgericht. Artikelen over vrouwen en literatuur publiceerde ze in dit tijdschrift en in Maatstaf en Opzij. Mede onder invloed van negatieve kritieken op haar werk schreef ze in Chrysallis een reactie ‘Vuilnisbak: over seksistische ‘literatuurkritiek’’.
Meinkema maakte haar debuut met de roman De maaneter (1974), waarin relatieproblemen centraal staan. In haar tweede boek, de verhalenbundel Het wil nog maar niet zomeren (1975), kondigde zich reeds de tendens aan die haar verdere werk zal beheersen. Vrijwel alle verhalen behandelen problemen van vrouwen in verschillende fasen van hun bestaan. Met name het verschil in beleving van mannen en vrouwen van relaties en de eenzaamheid die daar het gevolg van kan zijn, vormen als thematiek de basis van haar scheppend werk. Andere thema’s zijn de rol van de moeder en de haat/liefde-verhouding tussen moeder en kind. Lag in de genoemde verhalenbundel het psychisch perspectief steeds bij een van de hoofdpersonen, in haar bekendste werk, de roman En dan is er koffie (1976), maakt Meinkema gebruik van romantechnische trucs die zij in haar wetenschappelijke hoedanigheid bij anderen had bestudeerd. Het compositorisch procédé dat ze hanteert in dit boek is dat van het meervoudig perspectief, d.w.z. dat het verhaal verteld wordt door telkens wisselende personages. Het latere prozawerk laat weinig nieuwe ontwikkelingen zien, al verschuift de thematiek soms naar problemen als de relatie tot gehandicapten (Dier en engel (1996)) of tot allochtonen (De heiligwording van Berthe Ploos (2007)).
Vrouwen blijven de (vaak) trieste hoofdpersonen, voor wie het leven wordt bemoeilijkt door de door mannen beheerste maatschappij.
In 1980 verscheen voor het eerst poëzie van Meinkema in Het persoonlijke is poëzie. Haar Verhalen werden in 1983 verzameld uitgegeven. In 1989 kreeg ze de Annie Romein-prijs voor haar gehele werk. In 1997 verscheen voor het eerst werk van haar onder het pseudoniem Justa Abbing.