Man, Herman de
Pseudoniem van Salomon Herman Hamburger, vanaf september 1943 officieel Salomon Herman de Man, Nederlands prozaschrijver (Woerden 11.7.1898 – Schiphol 14.11.1946). De Man was aanvankelijk werkzaam als handelaar in textiel in de zaak van zijn vader, waarvoor hij in de streek rond de Hollandse en Utrechtse IJssel rondreisde. Daar deed hij veel van de stof op voor zijn verhalen en romans. Die spelen zich af in kringen van de boerenbevolking van de Lopiker- en Krimpenerwaard en in het binnenscheepvaartmilieu. Zijn personages worden vaak getekend vanuit hun streng calvinistische opvattingen.
De Man was, mede onder invloed van Domela Nieuwenhuis, socialistisch-anarchist en pacifist geworden. Vanwege dienstweigering zat hij twee jaar gevangen in Leiden. Na zijn vrijlating vluchtte hij vanwege malversaties naar Brussel, waar hij journalist en redacteur werd van Het Laatste Nieuws. Daar gebruikte hij voor het eerst de naam Herman de Man. Eind 1921 keerde hij terug naar Nederland, werkte hij als journalist bij het Dagblad voor Gouda en vervolgens bij het persagentschap Vaz Dias. Vlak voor WOII was hij nog korte tijd werkzaam bij een uitgeverij in ’s-Hertogenbosch en was hij medewerker aan de radioprogramma’s van de KRO en de AVRO.
Intussen debuteerde De Man in 1922 met de roman Aardebanden, in 1923 gevolgd door de tweedelige roman Weideweelde. Zijn doorbraak echter kwam met Rijshout en rozen (1924, 199211), een roman over het door strenge tradities bepaalde boerenbestaan. Zijn bekendste werk is Het wassende water (1925) dat met de Van der Hoogt-prijs werd bekroond. In 1986 bracht de NCRV de roman in acht afleveringen in een TV-bewerking van Peter van Gestel. Nog in 1991 beleefde de roman een dertigste druk.
In 1927 werden de in een Joods gezin opgegroeide Herman de Man en zijn eveneens Joodse echtgenote katholiek. Een duidelijk getuigenis van die bekering vormt de roman Maria en haar timmerman (1932). Maar De Man bleef zich bewust van zijn Joodse afkomst en in 1933 verscheen zijn brochure Over de joden en hun vervolgers, een waarschuwing tegen de nazi’s en hun antisemitisme. In 1937 kreeg hij de Tollensprijs voor zijn gehele oeuvre.
Vlak voor WOII vertrok De Man naar de Franse Alpen en na het uitbreken van die oorlog vluchtte hij naar Londen, waar hij werkte bij Radio Oranje. Vanaf 1943 leidde hij de Curaçaose Radio Omroep. Na zijn terugkeer in Nederland in 1945 bleken zijn vrouw en vijf van zijn kinderen door de Duitsers te zijn omgebracht. Met zijn twee overgebleven kinderen trachtte hij een nieuw bestaan op te bouwen, maar al in november 1946 verongelukte hij bij een vliegtuigongeluk op Schiphol.
De Man was een echte verteller. Zijn regionale romans en novellen werden gelezen door een groot publiek tot ver na de tweede wereldoorlog. In 1954 werden drie van zijn romans gebundeld in een populaire Omnibus- uitgave (De kleine wereld (1932), Een stoombootje in de mist (1933) en Geiten (1940)). Samen met Antoon Coolen geldt De Man als een van de belangrijkste vertegenwoordigers van de Nederlandse streekroman.
In Oudewater, één van de woonplaatsen van De Man en tevens zijn begraafplaats, werd voor hem in 1977 een monument van de beeldhouwster Ineke van Dijk onthuld. Een jaar later werd daar de ‘Vereniging Herman de Man’ opgericht die tot 2006 bleef bestaan. Deze vereniging gaf een blad uit onder de titel Vier Waarden. Daarnaast publiceerde ze een reeks studies over De Man onder het motto ‘Nog niet’, een motto ontleend aan De Mans leuze ‘nog niet’ om aan te geven dat hij nog steeds niet was toegekomen aan de in zijn ogen volmaakte roman.
De briefwisseling van Herman de Man met Dr. P.H. Ritter Jr. werd in 1986 uitgegeven door J.J. van Herpen. Gé Vaartjes publiceerde de brieven van De Man aan de door hem als leermeester bewonderde auteur Stijn Streuvels
(1996).