Lumey, Jan van
Pseudoniem van Jan Josef Fock, Nederlands (toneel)schrijver (Batavia 31.10.1889 – Hellevoetsluis 1.1.1973). Van Lumey was de zoon van de liberale staatsman Dirk Fock (1858-1941). De vader bewoog zijn zoon ertoe rechten te gaan studeren in Leiden. Jan van Lumey studeerde daar ook af en werkte twee jaar op een advocatenkantoor in Rotterdam, maar zijn belangstelling lag steeds meer bij de klassieke talen en de letteren. Van 1914 tot 1925 werkte hij bij de kunstredactie van Het Vaderland in Den Haag. Daarna gaf hij als privaatdocent lessen in de klassieke talen.
In 1920 debuteerde Van Lumey met het treurspel in drie bedrijven Sardanapalus. Van Lumey was zeer veelzijdig. Naast toneel schreef hij gedichten, verhalen, novellen, essays, reisimpressies en een roman. Hij voelde zich echter het meest aangetrokken tot het toneel. Voor een reeks toneelspelen, spelend tegen de achtergrond van Rome, Venetië en Florence, reisde hij naar die steden om zich te documenteren en te laten inspireren. Dat leidde tot de stukken Vader en zoon, De tragedie der Borgia’s, Savonarola en Rococo, later opgenomen in het Verzameld werk. Voor het laatste toneelspel, Rococo, kreeg hij de Van der Vies-prijs. Vaak regisseerde Van Lumey zijn eigen toneelstukken. Behalve toneel schreef hij de roman De roman van een schilder (1930) en de verhalen van Een Turks bad, en andere verhalen (1969). Voorts schreef hij enkele erudiete essays, zoals in Op de kentering: een verzameling opstellen over Europeesche schrijvers (1928) en Erotiek en extase: een boek over antieke en moderne liefde (1931).
Na zijn overlijden werden zijn Verzamelde werken (4 dln, 1974-1977) uitgegeven door J.J.Walters, Willem Brandt en R.N. Bär van Hemmersweil bij de Wereldbibliotheek.
Literatuur: BNTL; WP-lexicon; C. Yper, [Over Rococo, 1952], in: Levende Talen (1952), p. 401; H. Edinga, ‘Jan Josef Fock (Jan van Lumey)’, in: Jaarboek Mij Ned. Letterkunde te Leiden (1976-1977) (1980), p. 33-39.
G.H. ’s-Gravesande en G.J. van Bork
[Aangevuld, maart 2008]