Leiker, Sjoerd
Sjoerd Pieter Leiker, Nederlands dichter en prozaschrijver (Drachten 28.5.1914 – Hoorn 15.12.1988). Leiker volgde een onderwijzersopleiding in Groningen. Later behaalde hij nog de MO-akte Frans. Hij was werkzaam in de uitgeverij. Samen met Geert Lubberhuizen richtte hij tijdens WOII de ondergrondse uitgeverij De Bezige Bij op. Na de oorlog werd hij directeur van de Regionale Omroep Noord in Groningen (1948-1952) en (chef)redacteur van de Friese editie van Het Vrije Volk (1953-1967). Van 1962 tot 1966 was hij tevens redacteur van het Friese tijdschrift De Tsjerne. Hij publiceerde ook onder de pseudoniemen Menno van Haarsma en Simon le Croyant. Van 1946 tot 1948 was Leiker secretaris van de Eereraad voor Letterkunde, een instantie die de houding van letterkundigen tijdens de Duitse bezetting moest beoordelen.
In 1934 debuteerde Leiker met gedichten in Groningsche dichters, een uitgave van De Vrije Bladen. In 1937 richtte hij het blad Elckerlyc op, een tijdschrift voor christelijke letterkunde. Hij stapte uit de redactie toen Martin Beversluis, die fascistische sympathieën had, tot de redactie toetrad.
Met proza debuteerde Leiker in Zonderlinge zielen (1938), drie schetsen met een religieuze achtergrond. In 1940 verscheen zijn roman De laatste man over de ondergang van een Fries geslacht door allerlei psychische oorzaken. Het latere prozawerk van Leiker speelt tijdens de Duitse bezetting en vooral in kringen van vluchtelingen. De illegale roman Drie getuigen (1944) werd later vertaald in het Engels en Duits. In Smalle bruggen naar de vrijheid (1958) bundelde Leiker novellen over vluchtelingen uit Oost-Europa. Achtergrond in vrijwel al zijn proza zijn steeds de thema’s macht en geweld, maar vooral het gevecht om individuele vrijheid. In zijn laatste roman Op blote voeten (1970) gaat het niet meer om oorlog en geweld, maar wel om innerlijke vrijheid.
Autobiografische stukken van Leiker over het letterkundig leven tijdens en na WOII werden postuum verzameld in De waterklok, herinneringen en beschouwingen (1991). De door hem in het Fries geschreven gedichten, kritieken en verhalen verzamelde hij zelf in In wolk fan tsjûgen (1976).
In 1958 kreeg Leiker de Hendrik de Vries-prijs voor Drie getuigen. In 1971 werd hem de Marianne Philips-prijs voor zijn gehele oeuvre toegekend en in 1984 de Friese Piter Jelles-Priis. Leiker werd in 1973 benoemd tot Ridder in de Orde van Oranje-Nassau.
Literatuur: BNTL; BWN; Kritisch lexicon; Oosthoek; WP-lexicon; R. Roegholt. De geschiedenis van De Bezige Bij 1942-1972 (1972); W. de Moor, ‘Het wantrouwen en de getuigen van Sjoerd Leiker’, in: Meester en leerling. In de voetsporen van S. Vestdijk (1978), p. 83-87; S. Bakker, ‘Sjoerd Leiker’, in: Jaarboek Mij Ned. Letterkunde te Leiden 1991-1992 (1993), p. 129-143.
G.J. van Bork
[Herschreven, januari 2008]