Leeflang, Ed
Nederlands dichter (Amsterdam 21.6.1929 – Amsterdam 17.3.2008). Leeflang studeerde enige tijd Frans en kunstgeschiedenis in Amsterdam en werkte vervolgens als journalist en in een uitgeverij. Daarna behaalde hij een onderwijzersakte en rondde een MO-opleiding Nederlands af. Hij werd leraar in Amsterdam en Leiden, en van 1960 tot 1962 aan de Koninklijke Academie voor Beeldende Kunsten in Den Haag. Tenslotte werkte hij opnieuw in Amsterdam bij de gemeentelijke Pedagogische Academie.
In 1953 zond hij gedichten in voor het Reina Prinsen Geerligsfonds en verwierf daarmee een eervolle vermelding, maar tot een publicatie kwam het niet. Pas in 1979 debuteerde Leeflang met de bundel De hazen en andere gedichten, samengesteld uit gedichten die hij eerder publiceerde in Maatstaf of nog in portefeuille had gehouden. De bundel werd in 1980 bekroond met de Jan Campertprijs en werd in korte tijd enkele malen herdrukt. Ook de daarop volgende poëziebundels Bewoond als ik ben (1981) en Op Pennewips plek (1982) werden al vrij snel herdrukt.
De poëzie van Leeflang is geschreven in eenvoudige taal en in zijn gedichten beschrijft hij voor iedereen herkenbare situaties van mens en natuur op een melancholische manier. Vanwege deze realistische schrijfwijze en Leeflangs melancholisch verlangen naar verloren zuiverheid wordt zijn poëzie in de literaire kritiek wel aangeduid als romantisch realisme of neoromantiek.
In 1985 verscheen opnieuw een bundel gedichten onder de titel Bezoek aan het vrachtschip met een zes pagina’s lang gedicht dat zijn titel aan deze bundel verleende. In 1992 verscheen Late zwemmer, een bundel gedichten waarin de concrete werkelijkheid nog altijd wordt benut, maar het metaforisch gehalte inmiddels meer wordt uitgebuit. Liereman (1996) is een bundel poëzie waarin de dichter zowel zanger als begeleidend muzikant is van teksten over dood, liefde en vriendschap met een vleugje humor en weemoedigheid.
De bundels De linten (2002), Ode aan de kwee (2004) en Bitterzoet bevernel (2006) verschenen in genummerde bibliofiele uitgaven.
Leeflang vertaalde enkele boekjes voor kinderen van de Engelse auteur A.S. Lobel. In Ons Erfdeel publiceerde hij enkele essays over de poëzie van Guido Gezelle en Herman de Coninck, en een opstel over de tekeningen van Peter Vos. In 1991 werd Leeflang gelauwerd met de A. Roland Holst-penning.
Literatuur: BNTL; Kritisch lexicon; Oosthoek; WP-lexicon; A. Zuiderent, ‘Ed Leeflang: ‘Tegen de botte doodsdrift in’’, in: Jan Campertprijzen 1980 (1980), p. 32-45; M. van Kempen, ‘Dichterschap van een verloren natuurlijkheid. De poëzie van Ed Leeflang’, in: Op grond van de tekst. Opstellen aangeboden aan prof .dr. Karel Meeuwisse […] (1983), p. 273-286; H. de Coninck, ‘Wat er niet is, blijft’, in: Over de troost van pessimisme (1983), p. 136-156; M. de Koning, ‘De verborgen roman in De hazen’, in: Maatstaf 32 (1984) 1, p. 88-96; P. Piryns en H. de Coninck, ‘Je vlucht als je je niet uitspreekt over wat je ontroert, kwelt of opwindt’, interview in: Er is nog zoveel ongezegd (1988), p. 41-51; K. van ’t Hof, ‘Van de vergankelijkheid en het verzet daartegen. De verzen van Ed Leeflang,’, in: Ons Erfdeel 43 (2000) 5, p. 652-662; H. de Coninck, [Over Ed Leeflang], in: Het proza (dl 1, 2000), p. 251-258.
G.J. van Bork
[Herschreven, januari 2008]