Laet, Johan Alfried de
Jan Jacob Alfried de Laet, Vlaams dichter en prozaschrijver (Antwerpen 13.12.1815 - Antwerpen 22.4.1891). De Laet studeerde geneeskunde, maar werkte slechts korte tijd als geneesheer. Hij werd journalist en vanaf 1863 werd hij volksvertegenwoordiger. Zijn naam blijft verbonden aan de wet op het gebruik van het Nederlands in bestuursaangelegenheden (1878). Samen met D. Sleeckx en J. van de Velde richtte hij het eerste Nederlandstalige dagblad Vlaemsch België op en met H. Conscience en L. Vleeschhouwer was hij redacteur van De Roskam. De Laet speelde een belangrijke rol in het Antwerpse rederijkersgezelschap van De Olijftak.
Zijn schrijverschap valt voornamelijk voor 1848, het jaar waarin hij zijn Gedichten bundelde. Ze werden in 1883 opnieuw en vermeerderd gepubliceerd. Het is poëzie waarmee hij zich schaarde onder de romantische dichters in Vlaanderen omdat ze doortrokken zijn van Weltschmerz. Eerder had hij met Het huis van Wesenbeke (1842) een historische roman gepubliceerd. In Het lot (1845) gaf hij een prozaschets van het Kempense dorpsleven.
Na zijn overlijden werd nog een uitgave van zijn poëzie gepubliceerd in Uitgekozen gedichten (1919), maar anders dan voor zijn vriend H. Conscience geldt, was de belangstelling voor zijn werk tanende en bleef zijn literaire invloed gering.
Literatuur: BNTL; Oosthoek; WP-lexicon; G. Knuvelder, ‘Johan Alfried de Laet over het dichterschap’, in: Dietsche Warande & Belfort 114 (1969) 3, p. 197-205; G. Schmook, ‘F.A. Snellaert en J.A. de Laet’, in: Colloquium F.A. Snellaert, Gent, 11 oktober 1972 (1973), p. 9-22; A. Deprez, ‘Brieven uit Wenen en Gent: F.A. Snellaert en J.A. de Laets correspondentie met G. Höfken’, in: Verslagen en Mededelingen Kon. Academie voor Ned. Taal- en Letterkunde (1983), 2, p. 173-242.
J. Vercammen en G.J. van Bork
[Aangevuld, december 2007]