Kousbroek, Rudy
Herman Rudolf Kousbroek, Nederlands prozaschrijver (Pematang Siantar, Sumatra 1.11.1929). Studeerde wis-
en natuurkunde in Amsterdam en Japans in Parijs. Richtte in 1950 samen met Remco Campert het tijdschrift
Braak op. Kousbroek woonde van 1950 tot 1971 in Parijs, vervolgens geruime tijd in Den Haag en daarna weer
in Parijs. Hij was redacteur van NRC/Handelsblad en schreef onder het pseudoniem Leopold de Buch in Vrij
Nederland. Onder dat pseudoniem publiceerde hij samen met Bob Groen De verbeelding aan de macht: revolutie
in een industriestaat (1968), een bundel essays waarvoor hij de Essayprijs van de gemeente Amsterdam kreeg.
Al in zijn Braak-periode formuleerde hij voor wat later de Beweging van Vijftig genoemd zou worden een
poëtisch credo, waarvan de kern fundamenteel is gebleken voor zijn hele werkelijkheidsbenadering. Afkerig van
enigerlei vorm van metafysische preoccupatie, evenzeer wars van de vlucht in de romantische droom 'omdat hij
onbruikbaar is' - in feite een bestrijding van de Criterium-poëzie - pleit hij voor het 'zeer aardse vers in een zeer
aardse wereld'. Het is ook deze wereld die hij na zijn matig ontvangen poëziedebuut De begrafenis van een
keerkring (1953), als essayist met grote gedrevenheid zal blijven exploreren. Hoewel intellectueel gevormd in de
bloeiperiode van het sartriaanse existentialisme en het Franse structuralisme, is het toch vooral het
natuurwetenschappelijke, empirische denken dat de grondslag vormt van zijn wereldbeeld.
De bundels Anathema´s 1 tot en met 6 (1969-1992) geven een goed overzicht van de grote diversiteit van
onderwerpen die hij met een schijnbaar speels gemak en een grote dosis scherpe humor weet te benaderen. Van
industriële archeologie tot science-fiction, van bewustzijnsprofeten tot spellingshervormers, van
Hirohitoverguizers tot Chinaverheerlijkers, van taalfilosofie tot ethologie, weinig lijkt aan aan zijn kritisch
speurende aandacht te ontsnappen. Een duidelijke constante in zijn werk is de overtuiging dat de mens in de
eerste plaats een cultuurscheppend wezen is, dat langs rationele weg zijn eigen lot tot op grote hoogte zou
kunnen bepalen. Een van de grootste gevaren die de mens bedreigt is dit feit niet onder ogen te (willen) zien.
Daarom ook verdient elk blijk van irrationalisme meedogenloze bestrijding (Het avondrood der magiërs, 1970;
Anathema's 4. De waanzin aan de macht, 1979) en is de gepopulariseerde ethologische visie waarin de mens de
geketende is van zijn dierlijke afkomst verwerpelijk (Ethologie en cultuurfilosofie, 1973, Huizingalezing 1972).
Door de jaren heen werd de toon van dit kritisch rationalisme polemischer en liep mede door de in eerste
instantie journalistieke opdracht uit op een veelomvattende cultuurkritiek, met als voorlopige apotheose de
Dankrede bij de uitreiking in 1978 van de P.C. Hooftprijs 1975 (opgenomen in Anathema's 4).
Kousbroeks intellectualisme komt overigens allerminst neer op een depreciatie van de gevoelservaring. In Een
kuil om snikkend in te vallen (1971) laat hij zien hoe gepassioneerd zijn rationalisme is. Die emoties blijken niet
alleen uit zijn positieve benadering van gevoelens van verliefdheid en vertedering, maar ook uit zijn aanstekelijk
enthousiasme en zijn gretige nieuwsgierigheid. Emoties worden voor Kousbroek bepaald door ervaringen uit de
kinderjaren en worden opgeslagen in het brein, maar ze dienen altijd onder controle van de ratio te blijven. Het is
zaak om met emoties om te kunnen gaan, zoals dat ook voor kennis geldt. Dat is één van de onderwerpen van
Anathema's 1 (1969).
In Een passage naar Indië (1978) beschrijft Kousbroek een reis naar Indië op basis van een reclamefolder en een
reisgids uit de jaren dertig. Op die manier reconstrueert hij de reis die zijn vader in die tijd had kunnen maken en
met hem veel tijdgenoten en Indiëgangers. Het Oostindisch kampsyndroom (1992), gepubliceerd als het zesde
deel van de Anathema's, is een bundeling van Kousbroeks opstellen over Nederlands Oost-Indië, de Japanse
bezetting, de interneringskampen en de dekolonisatieperiode die hij oorspronkelijk schreef voor
NRC/Handelsblad en Vrij Nederland. Ook deze stukken kenmerken zich door Kousbroeks rationaliteit: ze zijn
objectief, met een groot gevoel voor oorzaak en gevolg geschreven, ook al ontbreekt de weemoed over dat
voorbije verleden niet. In 1997 werden zijn polemische stukken tegen elke vorm van religiositeit verzameld in
Hoger honing.
In het voetspoor van onze met Japan handeldrijvende voorouders herhaalde Kousbroek deze door hen gemaakte
en zogenoemde 'Hofreis' door Japan. Op 24 april 2000 zond de VPRO-televisie de film van deze reis uit en nog
in datzelfde jaar verscheen het boek In de tijdmachine door Japan. De Hofreis van het jaar 2000.
Kousbroek schreef ook voor kinderen. Tussen 1990 en 2003 publiceerde hij in NRC/Handelsblad een aantal
gedichten over de droomwereld van kinderen. Ze werden opgenomen in de uitgave Dierentalen en andere
gedichten (2003).
In 1994 werd aan Kousbroek een eredoctoraat in de wijsbegeerte verleend aan de Universiteit van Groningen.
Literatuur: BNTL; Kritisch lexicon; Oosthoek; WP-lexicon; J.I.M. van Dijk, 'Teveel van het goede. Bij
herlezing van Kousbroek', in: Kritisch Akkoord (1973), p. 74-88; K.D. Beekman en D. Veeze, 'Rudy Kousbroek:
Tussen fiction en non-fiction', in: Literair lustrum 2 (1973), p. 203-212; D. Meijsing e.a. Rudy Kousbroek:
informatie (1986); K.D. Beekman, 'Rudy Kousbroek, een autoriteit inzake moderne literatuur', in: Ons Erfdeel33 (1990) 4, p. 514-521; C. Offermans, 'The Kousbroek Institute of Religion and Technology', in: N. Matsier
e.a. (red.). Het literair klimaat 1986-1992 (1993), p. 293-305; K. Snoek, 'Schaamte, spijt en verlangen. Het Indië
van Rudy Kousbroek', in: Ons Erfdeel 42 (1999) 1, p. 74-91; E. Lockhorn, 'Als je als kind niet geleerd hebt
gelukkig te zijn, leer je het nooit meer', interview in: Geletterde mannen (2001), p. 110-127; H. Visser, 'We
moeten van die barbaarse religies af', interview in: Leven zonder God (2003), p. 58-72.
J. Huijnink en G.J. van Bork
[Aangevuld, februari 2007]