Istendael, Geert van
Geert Maria Mauritius Julianus van Istendael, Vlaams dichter (Ukkel 29.3.1947). Van Istendael studeerde
sociologie en wijsbegeerte aan de katholieke universiteit van Leuven. Hij was onderzoeker op het gebied van de
ruimtelijke ordening. In 1978 werd hij journalist bij de Belgische radio en televisie. In datzelfde jaar debuteerde
hij met de bundel gedichten Bomen wijzen niet maar wuiven. In deze bundel geeft Van Istendael nog sterk
persoonlijk gekleurde poëzie met soms weemoedige, soms ironische of spottende gedichten.
In het epische gedicht De Iguanodons van Bernissart (1983) lijkt Van Istendael zijn definitieve vorm en inhoud
gevonden te hebben. De aanleiding voor dit gedicht is de vondst van een geraamte van een dinosaurus in het
Waalse mijndorp Bernissart, maar Van Istendael gebruikt deze aanleiding om er een tijdzang mee te creëren, een
'lied van eeuwen' zoals hij schrijft. De verhouding tussen tijd en ruimte is hier zijn thematiek en in
Plattegronden (1987) legt hij de nadruk vooral op het thema ruimte. Hij schrijft deze gedichten tegen een
achtergrond van de Belgische geschiedenis. Die geschiedenis wordt met een mengeling van genegenheid en
tegenzin bekeken in zijn essay Het Belgisch labyrint (1989). In Arm Brussel (1992) beschrijft Van Istendael de
tragische grandeur van Brussel vanuit zijn haat-liefdeverhouding met die stad.
Literatuur: BNTL; Kritisch lexicon; Oosthoek; A.-M. Musschoot, 'Geert van Istendael: 'Wie schrijft vergeet'',
in: Ons Erfdeel 30 (1987) 4, p. 541-546; B. Barnard, 'La poësie de Geert van Istendael', in: Septentrion 18
(1989) 2, p. 35-38; B. Barnard, 'Het graf van Verhaeren', in: Maatstaf 39 (1991) 3, p. 64-67; P. Jacobs, 'Geert
van Istendael' interview in: De beste vrienden. Vertellers uit Vriend en Vijand (1997), p. 71-79; J. Vervoort,
'Alle gedichten zijn politiek', interview in: Poëziekrant 21 (1997) ¾, p. 58-63; H. Groenewegen, 'Marokkanen
zingen in het Meulenbeiks', in: Ons Erfdeel 45 (2002) 2, p. 268-271.
G.J. van Bork
[Nieuw, maart 2006]