Houwink, Roel
Roelof Martinus Frederik Houwink, Nederlands dichter, prozaschrijver en essayist (Breda
17.1.1899 - Zeist 3.6.1987). Houwink studeerde rechten in Utrecht. Hij debuteerde in 1918
met poëzie in het tijdschrift Stroomingen. In 1920 begon hij novellen te publiceren die hij in
1925 bundelde in Maria. In dat jaar verschenen ook, onder het pseudoniem H. van Elro, de
bundels Madonna in tenebris en Hesperiden, Marsman besprak Houwinks modernistische
novellen waarderend en nog in 1925 nodigde hij Houwink uit om samen met hem de redactie
te vormen van De Vrije Bladen. Daarin verdedigden zij de modernistische en vooral de nieuw
zakelijke en expressionistische literatuur.
Houwinks brede belangstelling voor de cultuur in al haar verschijningsvormen bracht hem op
het terrein van de theologie en filosofie, van psychologie en pedagogie. Karl Barth
beïnvloeddde zijn godsdienstig denken. Zijn verdere publicaties hadden steeds meer
betrekking op het godsdienstig en maatschappelijk leven van zijn tijd. Hij vertaalde werken
van onder meer Kierkegaard, Thomas à Kempis, Goethe en Denis de Rougemont. Op grond
van zijn uitgebreide correspondentie met Gerrit Achterberg publiceerde hij de studie Het
raadsel Achterberg (1973).
Vanaf 1931 maakte hij deel uit van de redactie van Opwaartsche Wegen, het tijdschrift van de
jong-protestanten, een functie die hij tot 1940 vervulde. In dat tijdschrift publiceerde hij in
1933 een essay waarin hij als het wezen van het kunstwerk het geloof in Jezus Christus en
diens opstanding en verlossing ziet. Voor WOII publiceerde Houwink ook enkele romans:
Marceline (1930) en Een man zonder karakter (1938).
Tijdens WOII conformeerde Houwink zich aan de ideeën van de Duitse bezetter. Op grond
hiervan werd hem een aantal jaren een publicatieverbod opgelegd. Toen hij opnieuw in de
openbaarheid mocht treden, publiceerde hij zijn herinneringen aan de periode van De Vrije
Bladen in Persoonlijke herinneringen aan Marsman (1961).
Zijn belangstelling voor de oude Chinese en Boeddhistische cultuur resulteerde in 1976 in de
vertaling van Lao Tse's Tao Teh King.
Literatuur: BNTL; BWN; Oosthoek; WP-lexicon; J.J. Oversteegen, ‘De protestanten: Roel
Houwink (geb.1899)’, in: Vorm of vent (1969), p. 356-360; R. Houwink, ‘Zestig jaar
dichterschap 1919-1979’, in: Naar morgen (1979) 34, p. 14-19; H. Werkman, ‘Roel Houwink:
“Ik ben niet te vangen, een rare vent, afgelopen”’, in: Schrijven en geloven (1985), p. 30-43; J.
Goedegebuure, ‘Roel Houwink 1899’, in: 't Is vol van schatten hier ... (1986), p. 254-255;
M. Berkers. Op weg naar de Onnoembare. Over Roel Houwink (1989); M. van Diggelen,
‘Roel Houwink (1899-1987)’, in: Bloknoot 3 (1994) 8, p. 41-64.
J.H. de Groot en G.J. van Bork
[Aangevuld, februari 2006]