Hillenius, Dick
Dirk Hillenius, Nederlands dichter en essayist (Amsterdam 29.5.1927 - Amsterdam
4.5.1987). Hillenius studeerde biologie aan de Universiteit van Amsterdam. In 1959
promoveerde hij op een proefschrift over kameleons. Inmiddels was hij conservator geworden
van het Instituut voor Taxonomische Zoölogie van Artis Natura Magistra. Als bioloog is hij
overtuigd darwinist en etholoog. In 1956 verscheen van hem een Inleiding tot het denken van
Darwin.
Zijn opvattingen over biologie bepalen in hoge mate ook zijn literaire werk, maar in zijn werk
annexeert hij vrijwel alles wat hem boeit of waarmee hij bezig is. Daarbij doorbreekt hij
allerlei taboes. Het romantisch mechaniek (1969) en Het principe van nieuwsgierigheid
(1978) bieden in talrijke speels geformuleerde notities over reisbelevenissen, culturele
stromingen, moderne muziek, schilderkunst, literatuur, menselijke verhoudingen en
maatschappelijke verschijnselen een beeld van een in eerste instantie op zintuigelijke
indrukken gericht bewustzijn. Hillenius blijft steeds op zoek naar nieuwe inzichten.
Als voornaamste bedreiging van de menselijke soort ziet hij de massificatie op alle gebieden,
een collectivisering die de uitwerking van destructieve instincten op noodlottige wijze kan
vergroten. De belangrijkste remedie daartegen is de bewust ondernomen individualisering van
de mens. Overigens wordt de onafwendbaar lijkende collectieve ondergang met een zeker
blijmoedig pessimisme tegemoet gezien.
Kenmerkend voor Hillenius' essayistiek is het opzettelijk onuitgewerkte, notitieachtige
karakter ervan, dat een indruk van spontaneïteit achterlaat.
Zijn poëzie onderscheidt zich niet essentieel van zijn proza: observaties en ideeën zijn hier tot
hun absolute kern teruggebracht. In zijn tweede bundel Een klein apparaat tegen
rechtlijnigheid (1975) is de geïntensiveerde zintuiglijke ervaring het belangrijkste wapen
geworden tegen het onontkoombare verval.
Hillenius ontving in 1967 de Poëzieprijs van de Gemeente Amsterdam voor zijn bundel Uit
groeiende onwil om ooit nog ergens in veiligheid aan te komen (1966). In 1991 verschenen
Hillenius' Verzamelde gedichten.
Literatuur: BNTL; Kritisch lexicon; Oosthoek; WP-lexicon; J. Bernlef en K. Schippers,
‘Gesprek met D. Hillenius’, in: J. van den Berg (red.). Dertien in een dozijn (1968), p. 9-39;
H. Kaleis, ‘Hillenius de onsplitsbare’, in: Schrijvers binnenstebuiten (1969), p. 100-112; M. ‘t
Hart, ‘De zeepokken van Dick Hillenius’, in: De som van misverstanden (1978), p. 95-104; C.
Peeters, ‘Alles moet over’, in: Alles moet over. Essays (1979), p. 173-211; H. Stout e.a.,
‘Herinneringen aan D. Hillenius’, in: Hollands Maandblad 29 (1987) 474/475, p. 3-30; J.
Bernlef, ‘Pleidooi voor een losse pols. Over het werk van D. Hillenius’, in: Tirade 39 (1995)
357, p. 168-180; W. Kusters, ‘Elk ding is de som van zijn antwoorden. Dick Hillenius:
wetenschap en poëzie’, in: O. Heijnders (red.). Wetenschap en literatuur, speciaal nummer
van TvL, Tijdschrift literatuurwetenschap 2 (1997) 4, p. 330-337; W. Kusters, ‘Al die
verdomde vakken. Het denken en schrijven van D. Hillenius’, in: G. Dorleijn (red.). Essay,
speciaal nummer van Nederlandse Letterkunde 6 (2001) 4, p. 333-349.
J. Huijnink
[Aangevuld, februari 2006]