Haesaert, Walter
Vlaams prozaïst en dichter (Merendree 13.1.1935). Haesaert debuteerde als dichter met Kleine
Prins (1967), poëzie waarin thema's als eenzaamheid en dood vanuit een sterk melancholiek
levensgevoel worden beschreven, maar ook momenten van een intens geluksgevoel. De
poëzie van Haesaert vertoont een esthetische gerichtheid die samengaat met een grote
taalvirtuositeit, zoals bijvoorbeeld tot uiting komt in de bundels Droevig feest (1969) en
Koudbloedig (1970). Latere poëzie, Over warme en koelere gronden (1972) en Langzaam
naar het zand (1976), vertoont een sterkere aanvaarding van het leven.
Haesaert schreef ook proza, zoals de romans Vivomanen (1965) en Regenvogels (1970).
Vooral zijn originele en fijnzinnige dierenverhalen uit Onder de dierenriem (1974) werden
zeer gunstig ontvangen.
Haesaert werkt ook als literair criticus en vertaler. In 1964 kreeg hij een prijs van de Provincie
Oost-Vlaanderen voor zijn poëzie.
Literatuur: BNTL; WP-lexicon; W. Spillebeen, ‘De dichter Walter Haesaert’, in: Ons
Erfdeel 16 (1973) 4, p. 97-100; Paul Hardy, ‘Walter Haesaert’, in: Bij benadering. Dagwerk
van een recensent (dl 1, 1973), p. 297-302; F. Handtpoorter, ‘Walter Haesaert’, in: P. Huys
(red.). Oostvlaamse literaire monografieën (dl 8, 1986), p. 129-159; H. Brems. Walter
Haesaert: “Zij was de tederste van alle tederheden” (1996).
G.J. van Bork
[Nieuw, november 2005]