Groot, Maria de
Nederlands dichteres en prozaschrijfster (Wormer 26.2.1937). Maria de Groot studeerde
theologie en Nederlands in Amsterdam. In haar poëzie probeert ze de spanning tussen
geloof en het praktische, aardse leven onder woorden te brengen. Daarbij gaat ze op zoek
naar devotie en mystiek, waardoor haar werk soms doet denken aan dat van de
middeleeuwse mystici. Het kan dan ook geen toeval zijn dat in de bundel Watertuin (1987)
een complete cyclus gedichten gewijd wordt aan Teresa van Avila.
De Groot debuteerde in 1966 met twee bundels poëzie: Rabboeni en Amsterdams
getijdenboekje. In haar poëzie buit ze de symboolwaarde van woorden zoveel mogelijk uit,
waarbij een ‘bezield verband’ wordt nagestreefd. Dat ‘bezield verband’ is voor
haar duidelijk christelijk geïnspireerd. Een ander aspect van haar dichterschap is het
feminisme. Bij herhaling stelt ze in haar poëzie het vrouwelijke tegenover het mannelijke.
Mannelijke helden worden ontmythologiseerd en er wordt een twee-eenheid van man en
vrouw voor in de plaats gesteld. In hoger verband worden de tegenstellingen opgeheven.
In de bundel Album van licht (1979), die voor een groot deel bestaat uit sonnetten, wordt het
licht gezien als het in essentie onthullende. De bundel is ingedeeld in drie afdelingen,
waarin het licht respectievelijk valt op het reële, dan op het kosmologische en tenslotte op
het bovenzinnelijke.
Maria de Groot werkte met ‘Spiritualiteit en poëzie’ mee aan het NCRV-programma
Rondom het Woord. In 1996 verscheen van haar de roman De landvoogdes.
Literatuur: Oosthoek; WP-lexicon; Corina Engelbrecht, ‘Ik heb mijzelf een
anachronisme genoemd’, interview in: Gezegd en geschreven is twee (1980), p. 103-109;
Clasine Heering, Maria ter Steeg e.a. ‘Mijn Rijk te dichten aan de doodsrivieren. Over
Maria de Groot’, in: Literama 17 (1982-1983) 10, p. 419-430; Hanneke van Buuren,
‘Het lot humaniseren’, in: Wending 37 (1982) 3, p. 171-178; Sieth Delhaar en Ida
Faber, ‘Als christenen moeten we ons als bescheiden derde opstellen’, interview in:
Wending 46 (1991) 6, p. 311-317; Joseph Obers, ‘De binnenkant van het leven
proeven’, in: Geest en Leven 70 (1993) 2, p. 77-84.
G.J. van Bork
[nieuw, maart 2005]