Groeningen, Aug. P. van
Geboren als August Pieter Barendrecht, Nederlands prozaschrijver (Ommerschans, stad
Ommen 14.2.1866 - Rotterdam 12.2.1894). Van Groeningen haalde in 1884 zijn
onderwijzersakte en werd onderwijzer in Rotterdam. Hij schreef verhalen, gedichten, toneel
en artikelen en werd als schrijver ontdekt door Frans Netscher die hem in 1888 in contact
bracht met Willem Kloos. Via Kloos kon hij verhalen publiceren voor De Nieuwe Gids. Zijn
verhalen zijn beïnvloed door het Franse naturalisme van Zola, maar hij zag weinig in de
wetenschappelijke pretenties van Zola's naturalisme.
Van Groeningen debuteerde met de novelle Haagsche Leen (1889). Hij streefde ernaar om
net als Zola een romancyclus te schrijven, die in zijn geval uit 10 delen zou moeten bestaan.
Daarvan voltooide hij het eerste deel, Martha de Bruin (1890) en enkele fragmenten van een
volgend deel. Zijn zwakke gezondheid en zijn vroege overlijden verhinderde de voltooiing
van zijn plannen. In de reeds verschenen en de postuum bijeengebrachte novellen van Een
nest menschen (in 1895 verschenen met een voorwoord van P. Tideman) wordt een beeld
gegeven van het troosteloze leven van arbeiders in de grote stad, zoals Van Groeningen dat
van nabij kende.
Onder het pseudoniem Willem van Oevere werkte Van Groeningen korte tijd mee aan het
socialistische Radicaal Weekblad, maar toen zijn ware naam bekend werd gemaakt en hij
verlies van zijn onderwijsbaan vreesde, stopte hij zijn medewerking aan het weekblad en
keerde hij de politiek de rug toe.
Zijn Volledig werk werd in 1978 door E. Francken met commentaar uitgegeven en
aangevuld met brieven en onuitgegeven proza.
Literatuur: Oosthoek; WP-lexicon; H. Gerversman, ‘Een bijdrage tot de Genesis
van tachtig’, in: De Nieuwe Gids 40 (1925) II, 10, p. 515-551; M. ter Braak, ‘Een
naturalist’, in: Verzameld werk (deel 6, 1950), p. 216-222; G.H. 's-Gravesande, ‘Aug.
P. van Groeningen en “De Nieuwe Gids”’, in: Libertinage 6 (1953), p. 205-232,
274-290; Eep Francken, ‘Een vergeten naturalist’, in: Tirade 21 (1977) 226/227, p.
445-456; Ton Anbeek, ‘Literatuur van en over zenuwlijders’, in: De Revisor 5 (1978)
3, p. 63-65; Eep Francken, ‘De roman van August van Groeningen’, in: Tirade 22
(1978) 237, p. 380-392; Kees Fens, ‘Somber, eigenzinnig en vergeten’, in: Oliver
Hardy als denker en andere opstellen (1982), p. 196-199; C. Blij (red.). Aan de vergetelheid
ontrukt: Aug. P. van Groeningen (1986); Eep Francken, ‘Groeningen, August Pieter
van’, in: P.J. Meertens (red.). Biografisch woordenboek van het socialisme en de
arbeidersbeweging in Nederland (deel 4, 1990), p. 68-71.
G.H. 's-Gravesande en G.J. van Bork
[ingrijpend gewijzigd, februari 2005]