Gomperts, Hans Albert
Henri Albert Gomperts, Nederlands dichter, criticus en essayist (Amsterdam 26.12.1915 -
Grimaud, Frankrijk 18.9.1998). Gomperts studeerde enige tijd rechten in Amsterdam, maar
moest in 1940 uitwijken naar Londen omdat hij als jood gevaar liep. Nog voor WO II
publiceerde hij in Propria Cures en De Vrije Bladen. Na de oorlog is hij mede-oprichter en
redacteur van Libertinage (1948-1953) waarin de lijn van het vooroorlogse Forum wordt
doorgetrokken, zoals ook in het tijdschrift Tirade waaraan Gomperts meewerkte en dat de
ideeën van Ter Braak en Du Perron levend hield. Van 1952 tot 1965 is Gomperts
toneelrecensent van Het Parool. Samen met Hans Keller maakte Gomperts voor televisie
het programma ‘Literaire ontmoetingen’, dat hij zelf presenteerde.
In 1965 wordt Gomperts benoemd tot buitengewoon hoogleraar en in 1970 tot gewoon
hoogleraar moderne Nederlandse letterkunde in Leiden. Gomperts werkte met poëzie mee
aan De Vrije Bladen. De bundel Dingtaal (1939) verscheen als afzonderlijk nummer van dat
tijdschrift. Het is speelse, soms ironische, maar vooral intellectualistische poëzie.
In zijn essays heeft Gomperts zich nauw aangesloten bij de opvattingen van zijn
‘leermeesters’ Ter Braak en Du Perron: intellectuele onafhankelijkheid, de voorkeur
voor literatuur waarin niet de vorm maar de opvattingen hoofdzaak zijn en daarmee voor
een literatuur die niet beschouwd kan worden als een autonoom verschijnsel. Gomperts zal
levenslang deze ideeën uitdragen en verdedigen in zijn essays, zoals in Catastrofe der
scholastiek (1940) en Jagen om te leven (1949).
In zijn essaybundel De schok der herkenning (1959) gaat Gomperts na hoe het beeld van de
‘grote voorganger’ in het werk van lateren blijkt te worden ingepast, zoals in de
relaties Multatuli-Du Perron of Nietzsche-Ter Braak. In zijn Leidse intreerede, De twee
wegen van de kritiek (1966) koos Gomperts consequent voor een personalistische
benadering van het kunstwerk en tegen het onpersoonlijke formalisme en structuralisme van
de groep rond Merlyn. Later zou hij zich eveneens keren tegen de ‘dehumanisering’
van een neopositivistische en formalistisch geïnspireerde literatuurwetenschap en
daartegenover de ‘verstehende’ hermeneutiek van Dilthey en Gadamer verdedigen,
zoals in Grandeur en misère van de literatuurwetenschap (1979). Gomperts had ook een
belangrijk aandeel in de uitgave van Du Perrons verzameld werk en diens briefwisseling.
Gomperts' werk is verschillende keren bekroond. Voor Jagen om te leven kreeg hij de Dr.
Wijnaendts Franckenprijs in 1953. Zijn toneelbeschouwingen werden bekroond met de
Pierre Bayle-prijs in 1960 en in 1982 kreeg hij de G.H. 's-Gravesande-prijs voor zijn
essayistisch werk.
Literatuur: Kritisch lexicon; Oosthoek; WP-lexicon; F. Sierksma, ‘De
phalluszwaaier’, in: Podium 5 (1949) 12, p. 717-735; H. Marsman, ‘H.A.
Gomperts’, in: Verzameld werk (1960), p. 822-825; L. Ross, ‘Klein zieltje’, in: De
Nieuwe Stem 19 (1964) 8, p. 474-489; J.J. Oversteegen, ‘Leiden ontzet (en Amsterdam
niet minder). Notities bij de ontgroening van H.A. Gomperts’, in: Merlyn 4 (1966) 3, p.
149-178; H.U. Jessurun d'Oliveira, ‘Heldhaftige literatuurbeschouwing’, in: Merlyn 4
(1966) 3, p. 235-242; Martien J.G. de Jong, ‘Goochelen met reputaties’, in:
Flierefluiters apostel (1970), p. 129-143; E. Francken e.a. (red.). Voor H.A. Gomperts bij
zijn 65ste verjaardag (1980); H.A. Gompertsnummer van Meta 16 (1981) 1; Max Pam,
‘H.A. Gomperts’, interview in: God dobbelt niet. Interviews met medewerking van Rob
Sijmons (1986), p. 147-160; Carel Peeters, ‘Voor het ontwikkelde hart’, in: Hollandse
pretenties (1986), p. 214-228; Max Nord, ‘Ter herinnering aan H.A. Gomperts’, in:
Jaarboek 9 (2000), p. 1-9; P.F. Schmitz, ‘Henri Albert Gomperts’, in: Jaarboek Mij
Ned. letterkunde te Leiden 2001-2002 (2003), p. 119-125.
W. Gobbers en G.J. van Bork
[ingrijpend gewijzigd, februari 2005]