Gerlach, Eva
Pseudoniem van Margaret Dijkstra, Nederlands dichteres en vertaalster (Amsterdam
9.4.1948). Eva Gerlach bracht haar jeugd door in Suriname, waar ze ook de middelbare
school bezocht. Sinds 1966 woont ze in Nederland.
In 1977 debuteerde ze met gedichten in Hollands Maandblad en daarna verscheen poëzie in
Raster, Tirade en het Nieuw Wereld Tijdschrift. Haar eerste bundel poëzie, Verder geen leed,
verscheen in 1979. Deze bundel werd meteen maar liefst twee keer bekroond: met de Lucy
B. en C.W. van der Hoogtprijs en de J.B. Charlesprijs. In 1983 verscheen de bundel Een
kopstaand beeld en in 1984 Dochter.
Voor vrijwel alle poëzie van Gerlach geldt dat de waarneming van de werkelijkheid en wat
vervolgens het geheugen daarmee doet een centraal thema is. Aanvankelijk was Gerlachs
poëzie vrij strak van vorm, maar gedurende de loop van haar dichterschap wordt de
vormgeving vrijer en losser. Ook al liggen aan de poëzie van Gerlach vaak autobiografische
feiten en omstandigheden ten grondslag, zoals in Dochter, ze wijst zelf elk verband met
haar eigen bestaan af als interpretatiegrond. Het gedicht is werkelijker dan de werkelijkheid,
omdat in het gedicht structuur wordt aangebracht in de chaos van de werkelijkheid.
Voor haar bundel jeugdpoëzie Hee meneer Eland (1998) kreeg ze de Zilveren Griffel en de
Nienke van Hichtumprijs.
Vanaf 2001 schrijft Gerlach ook columns voor De Morgen, waarvan ze er een aantal
bundelde in Losse bedrading (2003). Incidenteel vertaalt Gerlach uit het Engels, Spaans en
Italiaans. In 2000 werd haar gehele oeuvre bekroond met de P.C. Hooftprijs.
Literatuur: Kritisch lexicon; Oosthoek; WP-lexicon; K.L. Poll, ‘Afscheid van de
tijdgeest’, in: Op het eiland van nu (1984), p. 97-102; Benno Barnard, ‘Een dichter
van haar moeder’, in: Tijdverdrijf voor enkele fijne luiden. Over poëzie (1987), p. 49-62;
A. van den Oever e.a., ‘Het raadsel van de raadselachtigheid’, in: Maatstaf 41 (1993)
2, p. 6-19; Herman de Coninck, ‘De liefde als auto-ongeluk. Over de poëzie van Eva
Gerlach’, in: Intimiteit onder de melkweg (1994), p. 134-150; Hans Groenewegen,
‘Verwijdering door verwoording. Over Eva Gerlach’, in: Schuimen langs de vloedlijn
(2002), p. 25-47; Hanneke Klinkert-Koopmans, ‘Eva Gerlach’, in: Uitgelezen 18
(2002), p. 20-32.
G.J. van Bork
[nieuw, februari 2005]