Gerhardt, Ida
Ida Gardina Margaretha Gerhardt, Nederlands dichteres en classica (Gorinchem 11.5.1905 -
Warnsveld 15.8.1997). Zuster van de dichteres Truus Gerhardt en de mediaeviste Mia
Gerhardt. In haar toenmalige woonplaats Rotterdam bezocht Ida Gerhardt het Erasmus-gymnasium waar ze les in de klassieke talen kreeg van de dichter J.H. Leopold, die een
onuitwisbare indruk op haar gemaakt heeft. Daar ontmoette ze ook haar latere
levensgezellin Marie H. van der Zeyde.
Van 1924 tot 1933 studeerde Gerhardt klassieke talen, aanvankelijk in Leiden, later in
Utrecht. In 1942 promoveerde ze cum laude op de vertaling van Lucretius' De rerum natura,
de boeken I en V: De natuur en haar vormen. Vanaf 1937 was ze lerares in Groningen en
vervolgens in Kampen. In 1951 nam ze op verzoek van Kees Boeke de leiding op zich van
de gymnasiumafdeling van de Werkplaats in Bilthoven, waar ze in 1963 met vervroegd
pensioen vertrok en zich in Eefde vestigde.
Vlak voor het uitbreken van WO II, in mei 1940, debuteerde Ida Gerhardt met de
dichtbundel Kosmos, in 1945 opgenomen in Het veerhuis. Al vrij snel werd die laatste
poëziebundel herdrukt en dat gold ook voor de bundels Buiten schot (1947) en Kwatrijnen
in opdracht (1949). Er is in deze poëzie een bijzondere aandacht voor natuur en landschap.
Vooral de rivierenlandschappen van Merwede, Waal, IJssel en Lek heeft zij gestalte
gegeven. Gevormd door christelijke en klassieke opvattingen, heeft zij zich echter nooit
beperkt tot pure landschapsbeschrijving, maar er steeds naar gestreefd de kosmos als de
eenheid van al het geschapene uit te beelden. Daarin bleef ook telkens haar eigen bestaan
meeklinken.
In Gerhardts optiek is er in de natuur een zingeving aanwezig die de dichter in zijn poëzie
dient te ‘ontdekken’. De natuur levert een overvloed aan symbolen die verwijzen naar
een andere of hogere werkelijkheid en die soms raadselachtige correspondenties vertonen
met het (eigen) leven. In dat opzicht vertoont het werk van Gerhardt een grote innerlijke
eenheid. Om die redenen zou haar werk beschouwd kunnen worden als laat- of
postsymbolistisch.
Gerhardts poëzie werd gepubliceerd in een periode waarin inmiddels andere poëticale
opvattingen dan die van de symbolisten de boventoon voerden en dat betekende dat haar
poëzie aanvankelijk in de officiële kritiek in de schaduw bleef van die van de Criterium-dichters en na WO II van die van de Vijftigers. De echte waardering voor haar werk werd
vooral op gang gebracht door de uitgever en classicus Johan B.W. Polak, die zich vanaf
1970 sterk inzette voor uitgaven en heruitgaven van haar werk. Door zijn uitgaven brak de
poëzie van Ida Gerhardt definitief door. In 1979 werd haar door de Maatschappij der
Nederlandse Letterkunde te Leiden de Prijs voor het Meesterschap toegekend en in 1980
kreeg ze de P.C. Hooftprijs. Erkenning vond ze ook voor haar zorgvuldige, maar
weerbarstige vertaling van de psalmen die ze samen met haar vriendin, Marie H. van der
Zeyde, in 1972 liet verschijnen. Ook de vertaling van Vergilius' Het boerenbedrijf
(Georgica) van 1949 bewees haar capaciteiten op vertaalgebied. In 1968 ontving ze de
prestigieuze Martinus Nijhoff-prijs voor haar vertaalwerk.
In 1980 verschenen haar Verzamelde gedichten, waarvan een aantal vermeerderde drukken
het licht zagen. Vanaf mei 2003 bestaat het Ida Gerhardt-genootschap, dat een eigen
webside (www.idagerhardtgenootschap.nl) heeft op internet.
Literatuur: Kritisch lexicon; Lexicon lit. werken; Oosthoek; WP-lexicon; S.
Vestdijk, ‘Triomf der kunstmatigheid’, in: Voor en na de explosie. Opstellen over
poëzie (1960), p. 83-92; Jan van der Vegt, ‘Ida Gerhardt. Poëzie als geweten’, in: Ons
Erfdeel 15 (1972) 4, p. 103-106; Kees Fens, ‘Een nieuwe psalmvertaling’, in: Kritisch
Akkoord 1973 (1973), p. 133-139; M.H. van der Zeyde. De hand van de dichter. Over Ida
Gerhardt (1974); Jan van der Vegt, ‘Krachtens ingeschapen moeten: over de poëzie van
Ida Gerhardt’, in: Ons Erfdeel 23 (1980) 1, p. 56-73; Ida Gerhardt-nummer van Bzzlletin
9 (1980) 78; Jan van der Vegt. Het ingeklonken lied. De poëzie van Ida Gerhardt (1980);
Willy Spillebeen. Ida Gerhardt (1981); Frank Esper. Beheerd domein. Over de poëzie van
Ida Gerhardt (1982); Anneke Reitsma. ‘In de taal zelf verscholen’. Over de poëzie van
Ida Gerhardt (1982); M.H. van der Zeyde. De wereld van het vers. Over het werk van Ida
Gerhardt (1986); Maria de Groot, ‘In gesprek met Ida Gerhardt’ en ‘Over vroege
verzen van Ida Gerhardt’, in: Wending 34 (1989) 3, p. 133-147; Ida Gerhardt-nummer
van Parmentier 5 (1993-1994) 1; Frans Berkelmans. Stralende aanhef: over Kosmos, de
eerste bundel van Ida Gerhardt (1993); Frans Berkelmans. Aan het water: over Het veerhuis,
de tweede bundel van Ida Gerhardt (1996); Hans Werkman. Uren uit het leven van Ida
Gerhardt (1997); Frans Berkelmans. Dit ben ik: over Uit de eerste hand, verzenselectie van
Ida Gerhardt (1997); Frans Berkelmans. Blinde groenling: over Buiten schot, de derde
bundel van Ida Gerhardt (1998); Anneke Reitsma. ‘Een naam en ster als boegbeeld’:
de poëzie van Ida Gerhardt in symbolisch perspectief (1998); Ad ten Bosch. Gebroken lied:
een vriendschap met Ida Gerhardt (1999); Frans Berkelmans. Kwatrijnen, sonnetten &
kleengedichtjes: over drie genrebundels van Ida Gerhardt (2000); Anneke Reitsma, ‘Het
woord te vondeling’, in: Ons Erfdeel 43 (2000) 3, p. 370-390; M.H. Koenen. Stralend in
gestrenge samenhang. Ida Gerhardt en de klassieke oudheid (2002); Maria de Groot. In
gesprek met Ida Gerhardt: interview, brieven, gedichten en beschouwingen (2002); J.D.F.
van Halsema, ‘Als nadert een ontmoeten: J.H. Leopold bij Ida Gerhardt’, in:
Nederlandse Letterkunde 7 (2002) 2, p. 207-223.
W.A.M. de Moor en G.J. van Bork
[ingrijpend gewijzigd, maart 2005]