Fens, Kees
Cornelis Walterus Antonius Fens, Nederlands criticus en essayist (Amsterdam 18.10.1929).
Fens studeerde voor de MO-akte Nederlands. Hij schreef zijn vroegste kritieken in 1955 voor
De Linie. In 1960 werd hij criticus voor De Tijd en in 1968 voor de Volkskrant. Van 1959 tot
1962 is Fens leraar Nederlands geweest en vanaf 1964 was hij docent aan de Frederik Muller
Akademie in Amsterdam. In 1982 werd hij benoemd tot hoogleraar Nederlandse letterkunde
van de twintigste eeuw in Nijmegen. In 1994 nam hij afscheid als hoogleraar.
Vanaf de oprichting in 1962 tot aan de opheffing in 1966 was Fens samen met J.J.
Oversteegen en H.U. Jessurun d'Oliveira redacteur van het literaire tijdschrift Merlyn. In dat
tijdschrift toonde hij zich een aanhanger van het ‘new criticism’ en was hij de
pleitbezorger van ‘close reading’, waarbij de criticus de tekst zo volledig mogelijk tot
zijn recht wil laten komen, zonder in zijn analyse buitentekstuele feiten te betrekken. In zijn
eerste publicatie in boekvorm,
De eigenzinnigheid van de literatuur (1964), krijgt de criticus
een dienende functie toegewezen en wordt de tekst centraal gesteld. Samen met de beide
andere redacteuren van Merlyn wordt een poging ondernomen tot een moderne
literatuurgeschiedschrijving in
Literair lustrum. Een overzicht van vijf jaar Nederlandse
literatuur 1961-1966 (1967), in 1973 gevolgd door
Literair lustrum 2 over de periode 1966-1971.
Het streven om de tekst centraal te stellen is ook nog herkenbaar in de essays in
De
gevestigde chaos (1966), maar in 1972 blijkt dit uitgangspunt in het voorwoord van de bundel
Tussentijds al min of meer te worden verlaten en wordt een persoonlijker benadering
gekozen. Steeds meer toont Fens zich bewust te zijn van de continuïteit van de Westeuropese
beschaving en de rol van het christendom daarin. Later zal Fens zijn activiteiten als publicist
uitbreiden door columns te gaan schrijven over sport, maar ook over allerlei andere
maatschappelijke verschijnselen. Onder het pseudoniem A.L. Boom publiceert hij
De
eenzame schaatser. Doorslagen van de tijd (1978) en
Mijnheer en mevrouw Aluin & andere
tussenteksten (1981).
De verbreding van Fens' bijdragen aan de Volkskrant is af te lezen uit de bundeling van zijn
stukken in
Oliver Hardy als denker en andere opstellen (1982) en
De tweede stem (1984).
Een keuze uit zijn langere bijdragen aan de Volkskrant op maandagen verscheen in
Dat oude
Europa (2004), een vervolg op
Leermeesters (1994).
Het werk van Fens werd vele malen onderscheiden. In 1962 kreeg hij de Prijs der literaire
kritiek en in 1984 de G.H. 's-Gravesandeprijs van de Jan Campertstichting. In 1990 werd hem
de P.C. Hooftprijs voor beschouwend proza toegekend. In 2004 werd aan Kees Fens een
eredoctoraat toegekend door de Universiteit van Amsterdam.
Literatuur: Kritisch lexicon; Oosthoek; WP-lexicon; P. de Wispelaere, ‘De
criticus is een schrijver’, in: Het Perzische tapijt (1966) p. 17-28; J.J. Oversteegen,
‘Fens op vrijdag en maandag’, in: Jan Campertprijzen 1984 (1984), p. 99-108; C.
Offermans e.a. (red.). Kees Fens in gesprek, spec. nr. van Raster (1994) 64; Jos Joosten en
Jan de Roder (red.). Betrokken buitenstaander. Opstellen voor Kees Fens t.g.v. zijn afscheid
als hoogleraar moderne Nederlandse letterkunde aan de Katholieke Universiteit Nijmegen
(1994); H.C. ten Berge e.a. De eerste stem. Een album voor Kees Fens (1994); O.S.
Lankhorst (red.). Kees Fens in gesprek met Marita Mathijsen over passie voor boeken (1999);
D. van Halsema en M. Meijer, ‘Het gelijk zit in de stijl: gesprek met Kees Fens over
essays, wetenschap, columns’, in: Nederlandse letterkunde 6 (2001) 4, p. 383-398.
G.J. van Bork
[nieuw, februari 2004]