Elsschot, Willem
Pseudoniem van Alfonsus Josephus de Ridder, Vlaams dichter en
prozaschrijver (Antwerpen 7.5.1882 - Antwerpen 31.5.1960). Elsschot groeide
op in Antwerpen waar hij korte tijd het Antwerps atheneum bezocht, maar terechtkwam op de
handelsafdeling en uiteindelijk wegens wangedrag de school moest verlaten. Hij werkte enige
tijd bij verschillende handelskantoren. In die tijd richtte hij met literaire vrienden het
tweemaandelijks tijdschrift Alvoorder op, waaraan hij gedichten bijdroeg. In 1901 ging hij
opnieuw een opleiding volgen, hetgeen in 1904 resulteerde in het licentiaat van de Hogere
Graad in de Handels Wetenschappen. Daarna werkte hij bij verschillende werkgevers op het
terrein van de commercie in Antwerpen, Parijs, Rotterdam,
Schiedam, Delfshaven en Brussel. Vervolgens
richtte hij met Jules Valenpint en Léon Leclercq het commerciële tijdschrift Revue
Continentale Illustrée op. Dat tijdschrift bevatte artikelen of reportages over bedrijven en het
bijzondere eraan was dat het geen abonnees kende, maar in hoge oplagen aan de betrokken
bedrijven verkocht werd. Het blad zal een rol spelen in Elsschots romans Lijmen
(1924) en Het been (1938).
Na WO I werkte Elsschot enige tijd als correspondent voor de Nieuwe Rotterdamsche
Courant. In 1919 richtte hij met Leclercq een eigen publiciteitsbureau op met een Antwerpse
en een Brusselse vestiging. In 1931 kocht Elsschot zich uit en ging zelfstandig verder in
Antwerpen met zijn reclamewerk.
Elsschots belangstelling voor poëzie werd gestimuleerd door zijn leraar Nederlands, de
dichter Pol de Mont. Aanvankelijk schreef Elsschot poëzie. Die werd pas laat
gepubliceerd, eerst in Forum door bemiddeling van zijn vriend Ary Delen en
later in Verzen van vroeger (1934). Deze gedichten hebben doorgaans als thema
de moeder, de tragiek van het ouder worden en de dood. De toon van deze gedichten is vaak
scherp, direct en cynisch. Later zou Elsschot nauwelijks gedichten meer schrijven, omdat hij
vond dat de vorm de inhoud te zeer dicteerde en hij zich in proza vrijer kon uitdrukken.
Zijn eerste publicatie in proza was Villa des Roses (1913). Het boek is gebaseerd
op zijn ervaringen in een Parijs' pension, waar Elsschot in 1907 verbleef. De kostgangers van
dat pension worden met grimmige spot en een mengsel van cynisme en vertedering
beschreven, zoals dat ook voor ander proza van Elsschot geldt. Dat cynisme van Elsschot is
wel getypeerd als het pantser van een ontgoocheld romanticus en diens kwetsbaarheid. In
1920 verscheen Een ontgoocheling en in 1921 De verlossing. In die
laatste roman staan twee figuren tegenover elkaar, een dorpspastoor en een vrijdenker, van
wie de vete zo hoog oploopt dat de laatste op zijn sterfbed de pastoor neerschiet. De gelovige
dochter zal in het tweede gedeelte van de roman voor de moord van haar vader boeten en
tenslotte verlossing vinden.
In 1924 verschijnt Lijmen, waarin twee figuren optreden, Laarmans en Boorman, die ook in
later werk van Elsschot een rol zullen spelen. Boorman is daarin de harde zakenman, de
verkoper van ‘lucht’ in de vorm van het Wereldtijdschrift voor Financiën, Handel,
Nijverheid, Kunsten en Wetenschappen, geheel gewijd aan de bedrijven waaraan de oplagen
worden verkocht. De parallel met de Revue Continentale Illustrée is duidelijk. Laarmans is de
tegenpool van Boorman, een idealist die in de leer is bij Boorman en geconfronteerd wordt
met de gevolgen van de harde zakenpraktijken van zijn opdrachtgever. In Lijmen wordt voor
het eerst in de ik-vorm geschreven en het lijkt erop dat Elsschot zich hier in zijn antagonist
heeft verdubbeld.
Na Lijmen is het lange tijd stil rond Elsschot. Het is vooral Greshoff geweest
die ervoor gezorgd heeft dat Elsschot weer is gaan schrijven. In 1933 verschijnt de novelle
Kaas, opnieuw met Laarmans in een hoofdrol. Laarmans laat zich verleiden om
een baan als kaasverkoper aan te nemen, maar hij mislukt omdat het vak in strijd is met zijn
aanleg en karakter. Er is wel eens gesuggereerd dat deze roman eigenlijk gaat over de
onverkoopbaarheid van Elsschot eigen literaire werk en dat zijn personages zijn gebaseerd op
literaire vrienden rondom Forum.
In het daarop volgende Tsjip (1934) is Laarmans vooral vader, echtgenoot en
liefhebbend grootvader. Pensioen (1937) is het wrange verhaal van een moeder
die veronderstelt dat haar krijgsgevangen zoon nog leeft, terwijl die aan griep blijkt te zijn
overleden in het buitenland. Het verhaal spitst zich tenslotte toe op het conflict rond het
pensioen van deze jongen tussen de moeder en de ongehuwde moeder van haar kleinkind. In
het aan Ter Braak opgedragen Het been (1938) wordt het verhaal van Lijmen voortgezet, nu in
de gevolgen van de verkoop van het Wereldtijdschrift aan de smederij Lauwereyssen, waar
Boorman in gewetensnood wordt gebracht door de invalide weduwe van de eigenaar van dat
bedrijf. Laarmans is in dit boek in feite een toekijkende outsider.
De novelle Het dwaallicht (1946) is het laatste proza van Elsschot. Ter
gelegenheid van zijn 75ste verjaardag bracht hijzelf zijn werk bijeen in Verzameld werk
(1957), dat daarna talloze malen werd herdrukt.
Hoewel Elsschots werk aanvankelijk nauwelijks aandacht trok, werd zijn proza en poëzie,
vooral na 1945, steeds meer gelezen en becommentarieerd. Toch had hij al in 1934 de Prijs
van de provincie Antwerpen gekregen en in 1938 de Interprovinciale Prijs van België. In 1948
kreeg hij de Driejaarlijkse Staatsprijs voor het proza en in 1951 de Constantijn Huygensprijs.
Vanaf 1999 worden in Achter de Schermen door het Willem Elsschot-Genootschap brieven en
documenten gepubliceerd en wordt over zijn werk geschreven. Elsschots roman Lijmen werd
in 2000 door Robbe de Hert verfilmd en in 2002 werd een film naar Villa des
Roses van Frank van Passel uitgebracht. Van 2001 tot 2003 verscheen het
Volledig werk van Willem Elsschot in zeven delen.
Literatuur: Kritisch lexicon; Lexicon lit. werken; Oosthoek; WP-lexicon; Willem
Elsschot-nummer van Groot Nederland 35 (1937) 2; F. Smits. Willem Elsschot (1942; verm.
herdr. 1952); F. Buyens. Willem Elsschot, een inleiding tot zijn werk (1951); F. Smits e.a..
Willem Elsschot. Feestreden uitgesproken ter gelegenheid van zijn zeventigste verjaardag
(1952); B.F. van Vlierden. Willem Elsschot (Ontmoetingen 2, 1958); G. Stuiveling. Willem
Elsschot (1960); Kijk, Willem Elsschot in beeld (1970); C.J.E. Dinaux, ‘Willem
Elsschot’, in: Herzien bestek (1974), p. 133-139; S. Carmiggelt. Notities over Willem
Elsschot (1975); F. Smits. Willem Elsschot: zijn leven, zijn werk en zijn betekenis als
prozaschrijver en dichter (1976); G. Marks-van Lakerveld. Over Lijmen/Het been van Willem
Elsschot (Synthese, 1977); R. Vervliet. Het dwaallicht achterna (1977); F. Buyens. Willem
Elsschot, een burgerlijk geweten (1978); G.H. 's-Gravesande, ‘Ary Delen over Willem
Elsschot en zichzelf’, in: Sprekende schrijvers (19792), p. 137-154; Aarts'
Letterkundige Almanak voor het Willem Elsschotjaar (1981); A. Kets-Vree (red.). Over
Willem Elsschot. Beschouwingen en interviews (1982); H. Kooger. Elsschot (AO-reeks,
1982); A. Kets-Vree. Woord voor woord. Theorie en praktijk van de historisch-kritische
uitgave van een prozatekst, gedemonstreerd aan Een ontgoocheling van Willem Elsschot
(1983); J. van Delden. Willem Elsschot. Kaas (Memoreeks 3, 1983); B. Rousseeuw. Van hier
tot Peking. Over Willem Elsschot (1983); M. Somers. Willem Elsschot en het Wereldtijdschrift
(1983); S. Carmiggelt. Ontmoetingen met Willem Elsschot (Open Domein 10, 1985); B.
Rousseeuw. Twee heren. Over E. du Perron en Willem Elsschot (1986); E. Vermeulen. Willem
Elsschot. Het dwaallicht (Walvaboek, 1986); Guido Lauwaert. Villa Elsschot. Omtrent Kaas
en andere onthullingen rond Willem Elsschot en zijn werk (1991); J. Anthierens. Willem
Elsschot: het ridderspoor (1992); Ida de Ridder. Willem Elsschot, mijn vader (1994); W. Pas.
Monumenten. Willem Elsschot en Paul van Ostaijen (1996); L. Daems (red.). Willem
Elsschotnummer van Vlaanderen 45 (1996) 263; F. Auwera. Willem Elsschot (1999); Ida de
Ridder. Willem Elsschot en de piano (2000); W. 't Hoen (red.).Van De Ridder tot Elsschot.
Een biografie in foto's (2000); K. Rymenants, ‘Elsschot en de Forumianen’, in: Spiegel
der Letteren 42 (2000) 1, p. 19-48; Vic van de Reyt (red.). Willem Elsschotnummer van De
Parelduiker 6 (2001) 4/5.
G.J. van Bork
[nieuw, januari 2004]