Drost, Aarnout
Nederlands prozaschrijver (Amsterdam 15.3.1810 - Amsterdam 5.11.1834). Studeerde theologie aan het Athenaeum Illustre in Amsterdam, waar hij invloed onderging van prof. D.J. van Lennep en van 1829-1833 in Leiden. Vertaalde enkele kinderboeken uit het Duits. Behalve Van Lennep was het ook de lectuur van het werk van Walter Scott die Drost sterk beïnvloed heeft. Hij publiceerde in 1832 anoniem Hermingard van de Eikenterpen. Drost werkte aanvankelijk mee aan De vriend des vaderlands, maar ontevreden over de stand van de literaire kritiek komen Drost en Heije al snel tot de oprichting van een eigen tijdschrift in 1834, De Muzen, een letterkundig tijdschrift waarvan slechts zes nummers verschenen met gedichten en kritieken. Twee prozastukken, Het Altaarstuk en Meerhuyzen, staan in de Almanak voor het Schoone en Goede, resp. in 1833 en 1834. Na Drosts vroegtijdige dood verschenen twee delen Schetsen en Verhalen (1835, 1836), waarin in het
eerste deel de eerder genoemde twee prozastukken samen met De Augustusdagen en De Kaninefaat opgenomen zijn en De pestilentie te Katwijk in het
tweede. De tekst voor deze uitgave werd verzorgd door Drosts vrienden Bakhuizen van den
Brink, Potgieter en Heije, die De pestilentie te Katwijk voor deze uitgave bewerkten aan de
hand van het kort voor Drosts dood geschreven verhaal De Pestzegen.
Daarmee blijft Hermingard van de Eikenterpen Drosts enige voltooide historische
roman. In het voorwoord van deze roman bepleitte Drost een andere richting dan Scott
bewandeld had. Voor hem moet de roman niet zozeer didactisch zijn, maar vooral esthetisch
en ethisch-godsdienstig. Daarbij moet de historische aankleding in elk geval nauwkeurig zijn,
gebaseerd op studie van de betrokken periode.
Literatuur: NNBW; Oosthoek; WP-lexicon; J.M. de Waal. Aernout Drost (1918),
diss.; J.M. de Waal, ‘Briefwisseling van Aernout Drost met Potgieter en Heije’, in:
Tijdschrift Ned. Taal- en Letterkunde 37 (1918), p. 81-151; G. Kamphuis, ‘Religieuze
achtergronden in Aarnout Drost's “Hermingard van de Eikenterpen”’, in:
Tijdschrift Ned. Taal- en Letterkunde 90 (1974) 3/4, p. 202-229; G. Kamphuis, ‘Het
verhaal van Welf en de Germaanse oudheid in Drost's “Hermingard van de
Eikenterpen”’, in: Tijdschrift Ned. Taal- en Letterkunde 91 (1975) 3/4, p. 213-237; G.
Kamphuis, ‘Een onbekend portret van Aarnout Drost’, in: Jaarboek Amstelodamum 69
(1977), p. 176-192; J.R. van der Wiel, ‘5 september 1832: Aarnout Drost voltooit
Hermingard van de Eikenterpen’, in: M.A. Schenkeveld-van der Dussen (red.).
Nederlandse literatuur, een geschiedenis (1993), p. 437-444; J. Glorie, ‘“Wij hopen
langs dezen weg iets bij te dragen tot verbetering van den smaak en de kritiek in
Nederland”, de literaire kritieken van Aarnout Drost’, in: Tijdschrift Ned. Taal- en
Letterkunde 115 (1999) 2, p. 123-142; M. Mathijsen, ‘Hoe drie vrienden een jonggestorven
schrijver romantiseerden’, in: K.D. Beekman e.a. (red.). De as van de romantiek (1999), p.
154-165.
G.J. van Bork
[nieuw, februari 2003]