Dinaux, Carel Jules Emile
Nederlands criticus en essayist (Ommen 13.11.1898 - Heerde
25.6.1980). Studeerde aanvankelijk Chinees te Leiden en later
staathuishoudkunde en economie. Hij werd leraar in Almelo en
Enschede, later in Haarlem. Na WO II verwierf hij zich een
reputatie als literair criticus, aanvankelijk met zijn literaire kroniek in het Haarlems Dagblad
vanaf 1946, maar daarna ook met bijdragen aan onder meer Het Vaderland, De Groene
Amsterdammer en Maatstaf. Behalve als criticus trad Dinaux ook op als vertaler, vooral van
werk van en over Thomas Mann.
Zijn eerste letterkundige essays bundelde hij in Gegist bestek (1958), waarop nog
een aantal bundels onder dezelfde hoofdtitel volgde. Ook de Vlaamse literatuur kreeg zijn
aandacht, bijvoorbeeld in Weerklank, Noordnederlandse honneurs voor
Zuidnederlandse auteurs (1965).
Dinaux is voorts de samensteller van een paar bekende bloemlezingen, zoals Dichters
omnibus (1959) en Zo schrijven auteurs van nu (1969).
Dinaux was een voorstander van vernieuwing zoals die nagestreefd werd in de groep rond De
Stijl of door vitalisten als Marsman. Maar ook na-oorlogse jonge
avantgardisten als Bernlef en Schippers konden op zijn bijval
rekenen. In 1981 verschenen postuum zijn memoires in Levend verleden, literaire
herinneringen.
Voor zijn activiteiten als essayist en criticus kreeg Dinaux in 1964 de essayprijs van de Jan
Campertstichting en in 1968 de Prijs van de Literaire Kritiek van de Maatschappij der
Nederlandse Letterkunde.
Literatuur: BWN; Kritisch lexicon; WP-lexicon; W.L.M.E. van Leeuwen, [Over
Dinaux], in: Avonden op Drienerwolde (1966), p. 70-91; P.H. Dubois, ‘Carel Jules Emile
Dinaux’, in: Jaarboek Mij Ned. Letterkunde te Leiden 1984-1985 (1986), p. 73-80.
G.J. van Bork
[ingrijpend gewijzigd, februari 2003]